Niederländisch
Detailübersetzungen für uitzweten (Niederländisch) ins Deutsch
uitzweten:
-
uitzweten (zweten)
Konjugationen für uitzweten:
o.t.t.
- zweet uit
- zweet uit
- zweet uit
- zweten uit
- zweten uit
- zweten uit
o.v.t.
- zweette uit
- zweette uit
- zweette uit
- zweetten uit
- zweetten uit
- zweetten uit
v.t.t.
- heb uitgezweet
- hebt uitgezweet
- heeft uitgezweet
- hebben uitgezweet
- hebben uitgezweet
- hebben uitgezweet
v.v.t.
- had uitgezweet
- had uitgezweet
- had uitgezweet
- hadden uitgezweet
- hadden uitgezweet
- hadden uitgezweet
o.t.t.t.
- zal uitzweten
- zult uitzweten
- zal uitzweten
- zullen uitzweten
- zullen uitzweten
- zullen uitzweten
o.v.t.t.
- zou uitzweten
- zou uitzweten
- zou uitzweten
- zouden uitzweten
- zouden uitzweten
- zouden uitzweten
en verder
- ben uitgezweet
- bent uitgezweet
- is uitgezweet
- zijn uitgezweet
- zijn uitgezweet
- zijn uitgezweet
diversen
- zweet uit!
- zweet uit!
- uitgezweet
- uitzwetend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für uitzweten:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
ausschwitzen | uitzweten; zweten | |
schwitzen | uitzweten; zweten | doen zweten; transpireren; zweten |