Niederländisch
Detailübersetzungen für uitvliegen (Niederländisch) ins Deutsch
uitvliegen:
-
uitvliegen
ausfliegen-
ausfliegen Verb
-
Konjugationen für uitvliegen:
o.t.t.
- vlieg uit
- vliegt uit
- vliegt uit
- vliegen uit
- vliegen uit
- vliegen uit
o.v.t.
- vloog uit
- vloog uit
- vloog uit
- vlogen uit
- vlogen uit
- vlogen uit
v.t.t.
- ben uitgevlogen
- bent uitgevlogen
- is uitgevlogen
- zijn uitgevlogen
- zijn uitgevlogen
- zijn uitgevlogen
v.v.t.
- was uitgevlogen
- was uitgevlogen
- was uitgevlogen
- waren uitgevlogen
- waren uitgevlogen
- waren uitgevlogen
o.t.t.t.
- zal uitvliegen
- zult uitvliegen
- zal uitvliegen
- zullen uitvliegen
- zullen uitvliegen
- zullen uitvliegen
o.v.t.t.
- zou uitvliegen
- zou uitvliegen
- zou uitvliegen
- zouden uitvliegen
- zouden uitvliegen
- zouden uitvliegen
diversen
- vlieg uit!
- vliegt uit!
- uitgevlogen
- uitvliegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für uitvliegen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
ausfliegen | uitvliegen |