Niederländisch
Detailübersetzungen für uittand (Niederländisch) ins Deutsch
uittanden:
-
uittanden (tanden)
Konjugationen für uittanden:
o.t.t.
- tand uit
- tandt uit
- tandt uit
- tanden uit
- tanden uit
- tanden uit
o.v.t.
- tandde uit
- tandde uit
- tandde uit
- tandden uit
- tandden uit
- tandden uit
v.t.t.
- heb uitgetand
- hebt uitgetand
- heeft uitgetand
- hebben uitgetand
- hebben uitgetand
- hebben uitgetand
v.v.t.
- had uitgetand
- had uitgetand
- had uitgetand
- hadden uitgetand
- hadden uitgetand
- hadden uitgetand
o.t.t.t.
- zal uittanden
- zult uittanden
- zal uittanden
- zullen uittanden
- zullen uittanden
- zullen uittanden
o.v.t.t.
- zou uittanden
- zou uittanden
- zou uittanden
- zouden uittanden
- zouden uittanden
- zouden uittanden
en verder
- ben uitgetand
- bent uitgetand
- is uitgetand
- zijn uitgetand
- zijn uitgetand
- zijn uitgetand
diversen
- tand uit!
- tandt uit!
- uitgetand
- uittandend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für uittanden:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
kerben | tanden; uittanden | creneleren; insnijden |