Niederländisch
Detailübersetzungen für uitfluiten (Niederländisch) ins Deutsch
uitfluiten:
-
uitfluiten
Konjugationen für uitfluiten:
o.t.t.
- fluit uit
- fluit uit
- fluit uit
- fluiten uit
- fluiten uit
- fluiten uit
o.v.t.
- floot uit
- floot uit
- floot uit
- floten uit
- floten uit
- floten uit
v.t.t.
- heb uitgefloten
- hebt uitgefloten
- heeft uitgefloten
- hebben uitgefloten
- hebben uitgefloten
- hebben uitgefloten
v.v.t.
- had uitgefloten
- had uitgefloten
- had uitgefloten
- hadden uitgefloten
- hadden uitgefloten
- hadden uitgefloten
o.t.t.t.
- zal uitfluiten
- zult uitfluiten
- zal uitfluiten
- zullen uitfluiten
- zullen uitfluiten
- zullen uitfluiten
o.v.t.t.
- zou uitfluiten
- zou uitfluiten
- zou uitfluiten
- zouden uitfluiten
- zouden uitfluiten
- zouden uitfluiten
en verder
- ben uitgefloten
- bent uitgefloten
- is uitgefloten
- zijn uitgefloten
- zijn uitgefloten
- zijn uitgefloten
diversen
- fluit uit!
- fluitt uit!
- uitgefloten
- uitfluitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für uitfluiten:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
auspfeifen | uitfluiten |