Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für torn (Niederländisch) ins Deutsch
torn:
-
de torn (scheur)
Übersetzung Matrix für torn:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
Riß | scheur; torn | barst; breuk; gat; groef; inkeping; kloof; krak; opening; reet; scheur; split; uitsparing |
Spalt | scheur; torn | bergkloof; bergspleet; kiertje; kloof; naad; rotskloof; sponning; voeg |
Spalte | scheur; torn | barst; bergkloof; bergspleet; gat; geluidsniveau; groef; holte; inkeping; kloof; kolom; kolom tekst op een pagina; muurnis; nis; opening; paginagedeelte; reet; rotskloof; scheur; spleet; split; spouw; tussenruimte; uitholling; uitsparing; volume |
Not Specified | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
Spalte | kolom |
Verwandte Wörter für "torn":
tornen:
Konjugationen für tornen:
o.t.t.
- torn
- tornt
- tornt
- tornen
- tornen
- tornen
o.v.t.
- tornde
- tornde
- tornde
- tornden
- tornden
- tornden
v.t.t.
- heb getornd
- hebt getornd
- heeft getornd
- hebben getornd
- hebben getornd
- hebben getornd
v.v.t.
- had getornd
- had getornd
- had getornd
- hadden getornd
- hadden getornd
- hadden getornd
o.t.t.t.
- zal tornen
- zult tornen
- zal tornen
- zullen tornen
- zullen tornen
- zullen tornen
o.v.t.t.
- zou tornen
- zou tornen
- zou tornen
- zouden tornen
- zouden tornen
- zouden tornen
en verder
- ben getornd
- bent getornd
- is getornd
- zijn getornd
- zijn getornd
- zijn getornd
diversen
- torn!
- tornt!
- getornd
- tornend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze