Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. toevallen:
  2. toeval:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für toevallen (Niederländisch) ins Deutsch

toevallen:

toevallen Verb (val toe, valt toe, viel toe, vielen toe, toegevallen)

  1. toevallen (ten deel vallen; toekomen)
    zukommen; zufallen; zuteil werden
    • zukommen Verb (komme zu, kommst zu, kommt zu, kam zu, kamet zu, zugekommen)
    • zufallen Verb (falle zu, fällst, fällt zu, fiel zu, fielt zu, zugefallen)
  2. toevallen (dichtvallen; zich sluiten; dichtgaan)
    schließen; zufallen; zuschnappen
    • schließen Verb (schließe, schließest, schließt, schloß, schloßt, geschlossen)
    • zufallen Verb (falle zu, fällst, fällt zu, fiel zu, fielt zu, zugefallen)
    • zuschnappen Verb (schnappe zu, schnappst zu, schnappt zu, schnappte zu, schnapptet zu, zugeschnappt)

Konjugationen für toevallen:

o.t.t.
  1. val toe
  2. valt toe
  3. valt toe
  4. vallen toe
  5. vallen toe
  6. vallen toe
o.v.t.
  1. viel toe
  2. viel toe
  3. viel toe
  4. vielen toe
  5. vielen toe
  6. vielen toe
v.t.t.
  1. ben toegevallen
  2. bent toegevallen
  3. is toegevallen
  4. zijn toegevallen
  5. zijn toegevallen
  6. zijn toegevallen
v.v.t.
  1. was toegevallen
  2. was toegevallen
  3. was toegevallen
  4. waren toegevallen
  5. waren toegevallen
  6. waren toegevallen
o.t.t.t.
  1. zal toevallen
  2. zult toevallen
  3. zal toevallen
  4. zullen toevallen
  5. zullen toevallen
  6. zullen toevallen
o.v.t.t.
  1. zou toevallen
  2. zou toevallen
  3. zou toevallen
  4. zouden toevallen
  5. zouden toevallen
  6. zouden toevallen
diversen
  1. val toe!
  2. valt toe!
  3. toegevallen
  4. toevalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für toevallen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
schließen dichtgaan; dichtvallen; toevallen; zich sluiten afbetalen; afgrendelen; afleiden; afrekenen; afsluiten; beslissen; besluiten; beëindigen; bijsluiten; bijvoegen; borgen; breeuwen; deduceren; dicht maken; dichtdoen; dichtdraaien; dichten; dichtknopen; dichtmaken; dichtstoppen; een einde maken aan; eindigen; gaten stoppen; grendelen; insluiten; locken; op slot doen; op slot zetten; ophouden; sluiten; stoppen; toedoen; toemaken; toetrekken; toevoegen; vereffenen; vergrendelen; verrekenen; verwijderen
zufallen dichtgaan; dichtvallen; ten deel vallen; toekomen; toevallen; zich sluiten
zukommen ten deel vallen; toekomen; toevallen
zuschnappen dichtgaan; dichtvallen; toevallen; zich sluiten
zuteil werden ten deel vallen; toekomen; toevallen

Verwandte Wörter für "toevallen":


toeval:

toeval [de ~ (m)] Nomen

  1. de toeval (toevalligheid)
    der Zufall; die Zufälligkeit

Übersetzung Matrix für toeval:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Zufall toeval; toevalligheid
Zufälligkeit toeval; toevalligheid

Verwandte Wörter für "toeval":


Wiktionary Übersetzungen für toeval:

toeval
noun
  1. een gebeurtenis of omstandigheid die vooraf niet te voorzien of niet te berekenen is geweest
  2. een aanval van epilepsie
toeval
noun
  1. das nicht Vorhersehbare, das nicht Beabsichtigte

Cross Translation:
FromToVia
toeval Zufall chance — random occurrence
toeval Zufall hazard — chance
toeval Zufall; Kontingenz hasard — Fortune, sort, destin ; cas fortuit, imprévu