Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. terugkrabbelen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für terugkrabbelen (Niederländisch) ins Deutsch

terugkrabbelen:

terugkrabbelen Verb (krabbel terug, krabbelt terug, krabbelde terug, krabbelden terug, teruggekrabbeld)

  1. terugkrabbelen

Konjugationen für terugkrabbelen:

o.t.t.
  1. krabbel terug
  2. krabbelt terug
  3. krabbelt terug
  4. krabbelen terug
  5. krabbelen terug
  6. krabbelen terug
o.v.t.
  1. krabbelde terug
  2. krabbelde terug
  3. krabbelde terug
  4. krabbelden terug
  5. krabbelden terug
  6. krabbelden terug
v.t.t.
  1. ben teruggekrabbeld
  2. bent teruggekrabbeld
  3. is teruggekrabbeld
  4. zijn teruggekrabbeld
  5. zijn teruggekrabbeld
  6. zijn teruggekrabbeld
v.v.t.
  1. was teruggekrabbeld
  2. was teruggekrabbeld
  3. was teruggekrabbeld
  4. waren teruggekrabbeld
  5. waren teruggekrabbeld
  6. waren teruggekrabbeld
o.t.t.t.
  1. zal terugkrabbelen
  2. zult terugkrabbelen
  3. zal terugkrabbelen
  4. zullen terugkrabbelen
  5. zullen terugkrabbelen
  6. zullen terugkrabbelen
o.v.t.t.
  1. zou terugkrabbelen
  2. zou terugkrabbelen
  3. zou terugkrabbelen
  4. zouden terugkrabbelen
  5. zouden terugkrabbelen
  6. zouden terugkrabbelen
diversen
  1. krabbel terug!
  2. krabbelt terug!
  3. teruggekrabbeld
  4. terugkrabbelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für terugkrabbelen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
zurückkratzen terugkrabbelen

Computerübersetzung von Drittern: