Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. tenlaste leggen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für tenlaste leggen (Niederländisch) ins Deutsch

tenlaste leggen:

tenlaste leggen Verb (leg tenlaste, legt tenlaste, legde tenlaste, legden tenlaste, tenlaste gelegd)

  1. tenlaste leggen
    anklagen; beschuldigen; anschuldigen
    • anklagen Verb (klage an, klagst an, klagt an, klagte an, klagtet an, angeklagt)
    • beschuldigen Verb (beschuldige, beschuldigst, beschuldigt, beschuldigte, beschuldigtet, beschuldigt)
    • anschuldigen Verb (schuldige an, schuldigst an, schuldigt an, schuldigte an, schuldigtet an, angeschuldigt)

Konjugationen für tenlaste leggen:

o.t.t.
  1. leg tenlaste
  2. legt tenlaste
  3. legt tenlaste
  4. leggen tenlaste
  5. leggen tenlaste
  6. leggen tenlaste
o.v.t.
  1. legde tenlaste
  2. legde tenlaste
  3. legde tenlaste
  4. legden tenlaste
  5. legden tenlaste
  6. legden tenlaste
v.t.t.
  1. heb tenlaste gelegd
  2. hebt tenlaste gelegd
  3. heeft tenlaste gelegd
  4. hebben tenlaste gelegd
  5. hebben tenlaste gelegd
  6. hebben tenlaste gelegd
v.v.t.
  1. had tenlaste gelegd
  2. had tenlaste gelegd
  3. had tenlaste gelegd
  4. hadden tenlaste gelegd
  5. hadden tenlaste gelegd
  6. hadden tenlaste gelegd
o.t.t.t.
  1. zal tenlaste leggen
  2. zult tenlaste leggen
  3. zal tenlaste leggen
  4. zullen tenlaste leggen
  5. zullen tenlaste leggen
  6. zullen tenlaste leggen
o.v.t.t.
  1. zou tenlaste leggen
  2. zou tenlaste leggen
  3. zou tenlaste leggen
  4. zouden tenlaste leggen
  5. zouden tenlaste leggen
  6. zouden tenlaste leggen
en verder
  1. ben tenlaste gelegd
  2. bent tenlaste gelegd
  3. is tenlaste gelegd
  4. zijn tenlaste gelegd
  5. zijn tenlaste gelegd
  6. zijn tenlaste gelegd
diversen
  1. leg tenlaste!
  2. legt tenlaste!
  3. tenlaste gelegd
  4. tenlaste leggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für tenlaste leggen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
anklagen tenlaste leggen aanklagen; beschuldigen; betichten; chargeren; incrimineren; overdrijven; ten laste leggen; verdacht maken; verdenken
anschuldigen tenlaste leggen chargeren; overdrijven
beschuldigen tenlaste leggen beschuldigen; betichten; chargeren; incrimineren; overdrijven; verdacht maken; verdenken

Verwandte Übersetzungen für tenlaste leggen