"tekorten" übersetzt von Niederländische ins Deutsch--Interglot

Remove Ads

Übersicht

Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten

tekorten:
- Fehlbetragen; Mängel; Defekten; Debetsalden; Debetsaldi
tekort:
- Defizit; Debet; Schuld; Soll; Debetsaldo; Manko; Fehlmenge; Mangel; Fehlbetrag; Bedürftigkeit; Knappheit; Armut; Spärlichkeit; Ärmlichkeit; Ermangelung; Kargheit
Wiktionary:
- tekort → Mangel, Defizit, Armut
- tekort → Defizit, Mangel, Fehlen, Fehler, Manko

Niederländisch

Detailübersetzungen für tekorten (Niederländisch) ins Deutsch

tekorten:

tekorten [de ~] Nomen, Plural

de tekorten (geldtekorten)
die Fehlbetragen; die Mängel; die Defekten; die Debetsalden; die Debetsaldi
- Fehlbetragen [die ~] Nomen
- Mängel [die ~] Nomen
- Defekten [die ~] Nomen
- Debetsalden [die ~] Nomen
- Debetsaldi [die ~] Nomen

Übersetzung Matrix für tekorten:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
Debetsalden	geldtekorten; tekorten	debetsaldi; debetsaldo's; negatieve saldi; tekortsaldi
Debetsaldi	geldtekorten; tekorten	debetsaldi; debetsaldo's; negatieve saldi; tekortsaldi
Defekten	geldtekorten; tekorten
Fehlbetragen	geldtekorten; tekorten
Mängel	geldtekorten; tekorten	defecten; fouten; handicaps; onjuistheden

tekort:

tekort [het ~] Nomen

het tekort (deficit)
Defizit
- Defizit [das ~] Nomen
het tekort (bankschuld; debet; tekortsaldo)
Debet; die Schuld; Soll; der Debetsaldo
- Debet [das ~] Nomen
- Schuld [die ~] Nomen
- Soll [das ~] Nomen
- Debetsaldo [der ~] Nomen
het tekort (manco; gebrek)
Manko; die Fehlmenge; der Mangel; der Fehlbetrag
- Manko [das ~] Nomen
- Fehlmenge [die ~] Nomen
- Mangel [der ~] Nomen
- Fehlbetrag [der ~] Nomen
het tekort (schaarste; gebrek; schaarsheid; krapte)
die Bedürftigkeit; der Mangel; die Knappheit; Defizit; die Armut; die Spärlichkeit; die Ärmlichkeit; die Ermangelung; die Kargheit
- Bedürftigkeit [die ~] Nomen
- Mangel [der ~] Nomen
- Knappheit [die ~] Nomen
- Defizit [das ~] Nomen
- Armut [die ~] Nomen
- Spärlichkeit [die ~] Nomen
- Ärmlichkeit [die ~] Nomen
- Ermangelung [die ~] Nomen
- Kargheit [die ~] Nomen

Übersetzung Matrix für tekort:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
Armut	gebrek; krapte; schaarsheid; schaarste; tekort	armoede; behoeftigheid; ellende; gebrek; nood; noodtoestand; noodwendigheid
Bedürftigkeit	gebrek; krapte; schaarsheid; schaarste; tekort	armelijkheid; behoeftigheid; haveloosheid; hulpbehoevendheid; minvermogendheid; nood; noodwendigheid; sjofelheid
Debet	bankschuld; debet; tekort; tekortsaldo
Debetsaldo	bankschuld; debet; tekort; tekortsaldo	debetsaldo
Defizit	deficit; gebrek; krapte; schaarsheid; schaarste; tekort
Ermangelung	gebrek; krapte; schaarsheid; schaarste; tekort	gebrek; gemis; handicap; lichaamsgebrek; manco; zwakheid
Fehlbetrag	gebrek; manco; tekort
Fehlmenge	gebrek; manco; tekort
Kargheit	gebrek; krapte; schaarsheid; schaarste; tekort	armzaligheid; karigheid; magerheid; magerte; poverheid; schamelheid; schraalheid
Knappheit	gebrek; krapte; schaarsheid; schaarste; tekort	beknoptheid; bondigheid; kortheid
Mangel	gebrek; krapte; manco; schaarsheid; schaarste; tekort	blunder; flater; gebrek; gemis; lacune; leegte; leemte; manco; mangel; schaarste; tekortkoming; wringer; zwakheid
Manko	gebrek; manco; tekort	gebrek; lacune; leegte; leemte; manco; zwakheid
Schuld	bankschuld; debet; tekort; tekortsaldo	financiële schuld; schuld; schulden
Soll	bankschuld; debet; tekort; tekortsaldo	debet
Spärlichkeit	gebrek; krapte; schaarsheid; schaarste; tekort	armzaligheid; karigheid; poverheid; schamelheid; schraalheid; zuinig zijn; zuinigheid
Ärmlichkeit	gebrek; krapte; schaarsheid; schaarste; tekort	armzaligheid; behoeftigheid; haveloosheid; karigheid; magerheid; magerte; misdeeldheid; nood; noodwendigheid; poverheid; schamelheid; schraalheid; sjofelheid; stumperigheid

Wiktionary Übersetzungen für tekort:

tekort

noun

een ontbrekende hoeveelheid
- tekort → Mangel

tekort

noun

Verlust, Einbuße
- Defizit → tekort
das Fehlen von Fähigkeiten, Fertigkeiten, geistige Armut
- Armut → tekort

Cross Translation:

From	To	Via
• tekort	→ Defizit	↔ deficit — situation wherein spending exceeds government revenue
• tekort	→ Mangel	↔ want — lack (of)
• tekort	→ Fehlen; Fehler; Manko	↔ insuffisance — état de ce qui est insuffisant.
• tekort	→ Fehler; Manko; Mangel	↔ manque — absence, défaut, fait de manquer.
• tekort	→ Fehlen; Fehler; Manko	↔ privation — perte, absence, manque d’un bien, d’un avantage qu’on avait, ou qu’on devait, qu’on pouvait avoir.

Computerübersetzung von Drittern:

Remove Ads

übersetze tekorten von Niederländische ins Deutsch

Detailübersetzungen für tekorten (Niederländisch) ins Deutsch

tekorten:

tekorten [de ~] Nomen, Plural

de tekorten (geldtekorten)

Übersetzung Matrix für tekorten:

Verwandte Wörter für "tekorten":

tekort:

tekort [het ~] Nomen

het tekort (deficit)

het tekort (bankschuld; debet; tekortsaldo)

het tekort (manco; gebrek)

het tekort (schaarste; gebrek; schaarsheid; krapte)

Übersetzung Matrix für tekort:

Verwandte Wörter für "tekort":

Wiktionary Übersetzungen für tekort: