Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für tafelen (Niederländisch) ins Deutsch
tafelen:
Konjugationen für tafelen:
o.t.t.
- tafel
- tafelt
- tafelt
- tafelen
- tafelen
- tafelen
o.v.t.
- tafelde
- tafelde
- tafelde
- tafelden
- tafelden
- tafelden
v.t.t.
- heb getafeld
- hebt getafeld
- heeft getafeld
- hebben getafeld
- hebben getafeld
- hebben getafeld
v.v.t.
- had getafeld
- had getafeld
- had getafeld
- hadden getafeld
- hadden getafeld
- hadden getafeld
o.t.t.t.
- zal tafelen
- zult tafelen
- zal tafelen
- zullen tafelen
- zullen tafelen
- zullen tafelen
o.v.t.t.
- zou tafelen
- zou tafelen
- zou tafelen
- zouden tafelen
- zouden tafelen
- zouden tafelen
en verder
- ben getafeld
- bent getafeld
- is getafeld
- zijn getafeld
- zijn getafeld
- zijn getafeld
diversen
- tafel!
- tafelt!
- getafeld
- tafelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für tafelen:
Computerübersetzung von Drittern: