Niederländisch
Detailübersetzungen für strak maken (Niederländisch) ins Deutsch
strak maken:
-
strak maken
Konjugationen für strak maken:
o.t.t.
- maak strak
- maakt strak
- maakt strak
- maken strak
- maken strak
- maken strak
o.v.t.
- maakte strak
- maakte strak
- maakte strak
- maakten strak
- maakten strak
- maakten strak
v.t.t.
- heb strak gemaakt
- hebt strak gemaakt
- heeft strak gemaakt
- hebben strak gemaakt
- hebben strak gemaakt
- hebben strak gemaakt
v.v.t.
- had strak gemaakt
- had strak gemaakt
- had strak gemaakt
- hadden strak gemaakt
- hadden strak gemaakt
- hadden strak gemaakt
o.t.t.t.
- zal strak maken
- zult strak maken
- zal strak maken
- zullen strak maken
- zullen strak maken
- zullen strak maken
o.v.t.t.
- zou strak maken
- zou strak maken
- zou strak maken
- zouden strak maken
- zouden strak maken
- zouden strak maken
en verder
- ben strak gemaakt
- bent strak gemaakt
- is strak gemaakt
- zijn strak gemaakt
- zijn strak gemaakt
- zijn strak gemaakt
diversen
- maak strak!
- maakt strak!
- strak gemaakt
- strak makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für strak maken:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
stramm machen | strak maken | |
versteifen | strak maken | stijf maken; stijven; verstarren; verstenen; verstijven |