Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. storneren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für storneren (Niederländisch) ins Deutsch

storneren:

storneren Verb (storneer, storneert, storneerde, storneerden, gestorneerd)

  1. storneren (terugboeken)
    stornieren
    • stornieren Verb (storniere, stornierst, storniert, stornierte, storniertet, storniert)

Konjugationen für storneren:

o.t.t.
  1. storneer
  2. storneert
  3. storneert
  4. storneren
  5. storneren
  6. storneren
o.v.t.
  1. storneerde
  2. storneerde
  3. storneerde
  4. storneerden
  5. storneerden
  6. storneerden
v.t.t.
  1. heb gestorneerd
  2. hebt gestorneerd
  3. heeft gestorneerd
  4. hebben gestorneerd
  5. hebben gestorneerd
  6. hebben gestorneerd
v.v.t.
  1. had gestorneerd
  2. had gestorneerd
  3. had gestorneerd
  4. hadden gestorneerd
  5. hadden gestorneerd
  6. hadden gestorneerd
o.t.t.t.
  1. zal storneren
  2. zult storneren
  3. zal storneren
  4. zullen storneren
  5. zullen storneren
  6. zullen storneren
o.v.t.t.
  1. zou storneren
  2. zou storneren
  3. zou storneren
  4. zouden storneren
  5. zouden storneren
  6. zouden storneren
en verder
  1. ben gestorneerd
  2. bent gestorneerd
  3. is gestorneerd
  4. zijn gestorneerd
  5. zijn gestorneerd
  6. zijn gestorneerd
diversen
  1. storneer!
  2. storneert!
  3. gestorneerd
  4. stornerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für storneren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
stornieren storneren; terugboeken afbestellen; afgelasten; afzeggen; annuleren; intrekken; nietig verklaren; ongeldig maken