Niederländisch
Detailübersetzungen für spetteren (Niederländisch) ins Deutsch
spetteren:
-
spetteren (spatten)
Konjugationen für spetteren:
o.t.t.
- spetter
- spettert
- spettert
- spetteren
- spetteren
- spetteren
o.v.t.
- spetterde
- spetterde
- spetterde
- spetterden
- spetterden
- spetterden
v.t.t.
- heb gespetterd
- hebt gespetterd
- heeft gespetterd
- hebben gespetterd
- hebben gespetterd
- hebben gespetterd
v.v.t.
- had gespetterd
- had gespetterd
- had gespetterd
- hadden gespetterd
- hadden gespetterd
- hadden gespetterd
o.t.t.t.
- zal spetteren
- zult spetteren
- zal spetteren
- zullen spetteren
- zullen spetteren
- zullen spetteren
o.v.t.t.
- zou spetteren
- zou spetteren
- zou spetteren
- zouden spetteren
- zouden spetteren
- zouden spetteren
en verder
- ben gespetterd
- bent gespetterd
- is gespetterd
- zijn gespetterd
- zijn gespetterd
- zijn gespetterd
diversen
- spetter!
- spettert!
- gespetterd
- spetterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für spetteren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
spritzen | spatten; spetteren | begieten; besproeien; hardlopen; injecteren; met spuit een medicijn toedienen; met water spelen; opspatten; prikken; rennen; spuiten; steken; steken geven; tempo maken; uitspuiten; water geven |
Verwandte Wörter für "spetteren":
spetter:
Übersetzung Matrix für spetter:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
Prachtweib | kanjer; spetter; stuk | |
flotte Biene | kanjer; spetter; stuk | |
heißer Typ | kanjer; spetter; stuk | |
toller Typ | kanjer; spetter; stuk |