Niederländisch
Detailübersetzungen für spatieren (Niederländisch) ins Deutsch
spatieren:
-
spatieren (spatiëren; van spaties voorzien)
spationieren-
spationieren Verb (spationiere, spationierst, spationiert, spationierte, spationiertet, spationiert)
-
Konjugationen für spatieren:
o.t.t.
- spatieer
- spatieert
- spatieert
- spatieeren
- spatieeren
- spatieeren
o.v.t.
- spatieerde
- spatieerde
- spatieerde
- spatieerden
- spatieerden
- spatieerden
v.t.t.
- heb gespatieerd
- hebt gespatieerd
- heeft gespatieerd
- hebben gespatieerd
- hebben gespatieerd
- hebben gespatieerd
v.v.t.
- had gespatieerd
- had gespatieerd
- had gespatieerd
- hadden gespatieerd
- hadden gespatieerd
- hadden gespatieerd
o.t.t.t.
- zal spatieren
- zult spatieren
- zal spatieren
- zullen spatieren
- zullen spatieren
- zullen spatieren
o.v.t.t.
- zou spatieren
- zou spatieren
- zou spatieren
- zouden spatieren
- zouden spatieren
- zouden spatieren
en verder
- ben gespatieerd
- bent gespatieerd
- is gespatieerd
- zijn gespatieerd
- zijn gespatieerd
- zijn gespatieerd
diversen
- spatieer!
- spatieert!
- gespatieerd
- spatieerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für spatieren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
spationieren | spatieren; spatiëren; van spaties voorzien |
Computerübersetzung von Drittern: