Niederländisch
Detailübersetzungen für samendringen (Niederländisch) ins Deutsch
samendringen:
-
samendringen
zusammendrängen-
zusammendrängen Verb (dränge zusammen, drängst zusammen, drängt zusammen, drängte zusammen, drängtet zusammen, zusammengedrängt)
-
Konjugationen für samendringen:
o.t.t.
- dring samen
- dringt samen
- dringt samen
- dringen samen
- dringen samen
- dringen samen
o.v.t.
- drong samen
- drong samen
- drong samen
- drongen samen
- drongen samen
- drongen samen
v.t.t.
- ben samengedrongen
- bent samengedrongen
- is samengedrongen
- zijn samengedrongen
- zijn samengedrongen
- zijn samengedrongen
v.v.t.
- was samengedrongen
- was samengedrongen
- was samengedrongen
- waren samengedrongen
- waren samengedrongen
- waren samengedrongen
o.t.t.t.
- zal samendringen
- zult samendringen
- zal samendringen
- zullen samendringen
- zullen samendringen
- zullen samendringen
o.v.t.t.
- zou samendringen
- zou samendringen
- zou samendringen
- zouden samendringen
- zouden samendringen
- zouden samendringen
en verder
- heb samengedrongen
- hebt samengedrongen
- heeft samengedrongen
- hebben samengedrongen
- hebben samengedrongen
- hebben samengedrongen
diversen
- dring samen!
- dringt samen!
- samengedrongen
- samendringend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für samendringen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
zusammendrängen | samendringen | accumuleren; hopen; opeenhopen |