Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- ruimen:
-
Wiktionary:
- ruimen → freiräumen, räumen, stimmen, einstellen, berichtigen, führen, leiten, lenken
Niederländisch
Detailübersetzungen für ruimen (Niederländisch) ins Deutsch
ruimen:
-
ruimen
Konjugationen für ruimen:
o.t.t.
- ruim
- ruimt
- ruimt
- ruimen
- ruimen
- ruimen
o.v.t.
- ruimde
- ruimde
- ruimde
- ruimden
- ruimden
- ruimden
v.t.t.
- heb geruimd
- hebt geruimd
- heeft geruimd
- hebben geruimd
- hebben geruimd
- hebben geruimd
v.v.t.
- had geruimd
- had geruimd
- had geruimd
- hadden geruimd
- hadden geruimd
- hadden geruimd
o.t.t.t.
- zal ruimen
- zult ruimen
- zal ruimen
- zullen ruimen
- zullen ruimen
- zullen ruimen
o.v.t.t.
- zou ruimen
- zou ruimen
- zou ruimen
- zouden ruimen
- zouden ruimen
- zouden ruimen
diversen
- ruim!
- ruimt!
- geruimd
- ruimend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für ruimen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
abräumen | ruimen | afdekken; afhalen; afnemen; afruimen; bergen; meenemen; ophalen; opruimen; weghalen; wegnemen |
aus dem Weg räumen | ruimen | |
ausräumen | ruimen | afdekken; afruimen; bergen; evacueren; ledigen; leeghalen; leegmaken; leegruimen; legen; ontruimen; opruimen; reinigen; schoonmaken; uithalen; uitmesten; uitruimen |
entleeren | ruimen | ledigen; leeggieten; leeghalen; leegmaken; legen; uitgieten |
räumen | ruimen | demonteren; evacueren; leegruimen; ontmantelen; ontruimen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen |