Niederländisch
Detailübersetzungen für rondzien (Niederländisch) ins Deutsch
rondzien:
-
rondzien
Konjugationen für rondzien:
o.t.t.
- zie rond
- ziet rond
- ziet rond
- zien rond
- zien rond
- zien rond
o.v.t.
- zag rond
- zag rond
- zag rond
- zagen rond
- zagen rond
- zagen rond
v.t.t.
- heb rondgezien
- hebt rondgezien
- heeft rondgezien
- hebben rondgezien
- hebben rondgezien
- hebben rondgezien
v.v.t.
- had rondgezien
- had rondgezien
- had rondgezien
- hadden rondgezien
- hadden rondgezien
- hadden rondgezien
o.t.t.t.
- zal rondzien
- zult rondzien
- zal rondzien
- zullen rondzien
- zullen rondzien
- zullen rondzien
o.v.t.t.
- zou rondzien
- zou rondzien
- zou rondzien
- zouden rondzien
- zouden rondzien
- zouden rondzien
diversen
- zie rond!
- ziet rond!
- rondgezien
- rondziend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für rondzien:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
orientieren | rondzien | oriënteren; zich oriënteren |
umsehen | rondzien | achteruitkijken; omkijken; omzien; terugkijken; zich oriënteren |