Niederländisch
Detailübersetzungen für rodelen (Niederländisch) ins Deutsch
rodelen:
-
rodelen
Konjugationen für rodelen:
o.t.t.
- rodel
- rodelt
- rodelt
- rodelen
- rodelen
- rodelen
o.v.t.
- rodelde
- rodelde
- rodelde
- rodelden
- rodelden
- rodelden
v.t.t.
- heb gerodeld
- hebt gerodeld
- heeft gerodeld
- hebben gerodeld
- hebben gerodeld
- hebben gerodeld
v.v.t.
- had gerodeld
- had gerodeld
- had gerodeld
- hadden gerodeld
- hadden gerodeld
- hadden gerodeld
o.t.t.t.
- zal rodelen
- zult rodelen
- zal rodelen
- zullen rodelen
- zullen rodelen
- zullen rodelen
o.v.t.t.
- zou rodelen
- zou rodelen
- zou rodelen
- zouden rodelen
- zouden rodelen
- zouden rodelen
diversen
- rodel!
- rodelt!
- gerodeld
- rodelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für rodelen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
rodeln | rodelen |
Wiktionary Übersetzungen für rodelen:
rodelen
verb
-
umgangssprachlich: über Abwesende schlecht reden
Computerübersetzung von Drittern: