Niederländisch
Detailübersetzungen für rechttrekken (Niederländisch) ins Deutsch
rechttrekken:
-
rechttrekken
zurechtrücken-
zurechtrücken Verb (rücke zurecht, rückst zurecht, rückt zurecht, rückte zurecht, rücktet zurecht, zurechtgerückt)
-
Konjugationen für rechttrekken:
o.t.t.
- trek recht
- trekt recht
- trekt recht
- trekken recht
- trekken recht
- trekken recht
o.v.t.
- trok recht
- trok recht
- trok recht
- trokken recht
- trokken recht
- trokken recht
v.t.t.
- heb rechtgetrokken
- hebt rechtgetrokken
- heeft rechtgetrokken
- hebben rechtgetrokken
- hebben rechtgetrokken
- hebben rechtgetrokken
v.v.t.
- had rechtgetrokken
- had rechtgetrokken
- had rechtgetrokken
- hadden rechtgetrokken
- hadden rechtgetrokken
- hadden rechtgetrokken
o.t.t.t.
- zal rechttrekken
- zult rechttrekken
- zal rechttrekken
- zullen rechttrekken
- zullen rechttrekken
- zullen rechttrekken
o.v.t.t.
- zou rechttrekken
- zou rechttrekken
- zou rechttrekken
- zouden rechttrekken
- zouden rechttrekken
- zouden rechttrekken
en verder
- ben rechtgetrokken
- bent rechtgetrokken
- is rechtgetrokken
- zijn rechtgetrokken
- zijn rechtgetrokken
- zijn rechtgetrokken
diversen
- trek recht!
- trekt recht!
- rechtgetrokken
- rechttrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für rechttrekken:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
zurechtrücken | rechttrekken | op de juiste plaats zetten |