Niederländisch
Detailübersetzungen für ratificeren (Niederländisch) ins Deutsch
ratificeren:
-
ratificeren
ratifizieren-
ratifizieren Verb (ratifiziere, ratifizierst, ratifiziert, ratifizierte, ratifiziertet, ratifiziert)
-
Konjugationen für ratificeren:
o.t.t.
- ratificeer
- ratificeert
- ratificeert
- ratificeren
- ratificeren
- ratificeren
o.v.t.
- ratificeerde
- ratificeerde
- ratificeerde
- ratificeerden
- ratificeerden
- ratificeerden
v.t.t.
- heb geratificeerd
- hebt geratificeerd
- heeft geratificeerd
- hebben geratificeerd
- hebben geratificeerd
- hebben geratificeerd
v.v.t.
- had geratificeerd
- had geratificeerd
- had geratificeerd
- hadden geratificeerd
- hadden geratificeerd
- hadden geratificeerd
o.t.t.t.
- zal ratificeren
- zult ratificeren
- zal ratificeren
- zullen ratificeren
- zullen ratificeren
- zullen ratificeren
o.v.t.t.
- zou ratificeren
- zou ratificeren
- zou ratificeren
- zouden ratificeren
- zouden ratificeren
- zouden ratificeren
en verder
- is geratificeerd
- zijn geratificeerd
diversen
- ratificeer!
- ratificeert!
- geratificeerd
- ratificerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für ratificeren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
ratifizieren | ratificeren |