"prikkels" übersetzt von Niederländische ins Deutsch--Interglot

Remove Ads

Übersicht

Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten

prikkels:
- Prickel; Anreize; Geschlechtstrieb; sexueller Treib; Reizen; Stimulansen
prikkel:
- Stimulanz; Reiz; Anreiz; Impuls; Anregung; Anstoß; Aufstieg; Aufschwung; Ansporn; Ermutigung; Triebkraft; Ermunterung; Einfall; Laune; Andrang; Anspornen; Antreiben; Anstoßen; Anreizen; Anfeuern; Anregen; Animieren
Wiktionary:
- prikkel → Stimulation
- prikkel → Anreiz

Niederländisch

Detailübersetzungen für prikkels (Niederländisch) ins Deutsch

prikkels:

prikkels [de ~] Nomen, Plural

de prikkels (kriebels; irritatie)
die Prickel; die Anreize
- Prickel [die ~] Nomen
- Anreize [die ~] Nomen
de prikkels (seksuele prikkels)
der Geschlechtstrieb; der sexueller Treib
- Geschlechtstrieb [der ~] Nomen
- sexueller Treib [der ~] Nomen
de prikkels (stimuli; drijfveren; stimulansen)
der Reizen; Stimulansen
- Reizen [der ~] Nomen
- Stimulansen [das ~] Nomen

Übersetzung Matrix für prikkels:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
Anreize	irritatie; kriebels; prikkels
Geschlechtstrieb	prikkels; seksuele prikkels	aandrift; drift; geslachtsdrift; instinct; paringsdrang
Prickel	irritatie; kriebels; prikkels
Reizen	drijfveren; prikkels; stimulansen; stimuli
Stimulansen	drijfveren; prikkels; stimulansen; stimuli
sexueller Treib	prikkels; seksuele prikkels

prikkels form of prikkel:

prikkel [de ~ (m)] Nomen

de prikkel (stimulans; impuls)
Stimulanz; der Reiz; der Anreiz; der Impuls; die Anregung
- Stimulanz [das ~] Nomen
- Reiz [der ~] Nomen
- Anreiz [der ~] Nomen
- Impuls [der ~] Nomen
- Anregung [die ~] Nomen
de prikkel (opwekking; aanzet; animering)
der Anstoß; der Aufstieg; der Anreiz; der Aufschwung; der Impuls; der Ansporn
- Anstoß [der ~] Nomen
- Aufstieg [der ~] Nomen
- Anreiz [der ~] Nomen
- Aufschwung [der ~] Nomen
- Impuls [der ~] Nomen
- Ansporn [der ~] Nomen
de prikkel (stimulans; stimulering; aansporing; aanmoediging; opwekking; animering)
Stimulanz; die Ermutigung; die Anregung; der Anreiz; die Triebkraft; die Ermunterung; der Reiz; der Anstoß; der Impuls; der Ansporn
- Stimulanz [das ~] Nomen
- Ermutigung [die ~] Nomen
- Anregung [die ~] Nomen
- Anreiz [der ~] Nomen
- Triebkraft [die ~] Nomen
- Ermunterung [die ~] Nomen
- Reiz [der ~] Nomen
- Anstoß [der ~] Nomen
- Impuls [der ~] Nomen
- Ansporn [der ~] Nomen
de prikkel (luim; opwelling; impuls)
der Impuls; der Reiz; der Einfall; die Laune; die Anregung; der Anreiz; der Anstoß; der Andrang; Stimulanz
- Impuls [der ~] Nomen
- Reiz [der ~] Nomen
- Einfall [der ~] Nomen
- Laune [die ~] Nomen
- Anregung [die ~] Nomen
- Anreiz [der ~] Nomen
- Anstoß [der ~] Nomen
- Andrang [der ~] Nomen
- Stimulanz [das ~] Nomen
de prikkel (aansporen; aanzetten; stimuleren; aanmoedigen)
Anspornen; Antreiben; Anstoßen; Anreizen; Anfeuern; Anregen; Animieren
- Anspornen [das ~] Nomen
- Antreiben [das ~] Nomen
- Anstoßen [das ~] Nomen
- Anreizen [das ~] Nomen
- Anfeuern [das ~] Nomen
- Anregen [das ~] Nomen
- Animieren [das ~] Nomen

Übersetzung Matrix für prikkel:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
Andrang	impuls; luim; opwelling; prikkel	aandrang; beroering; drang; drukte; geraas; heibel; heksenketel; herrie; het toestromen; het toevloeien; instroming; instroom; kabaal; lawaai; leven; oploopje; opschudding; pandemonium; rumoer; samenkomst; spektakel; toeloop; toestroom; tumult
Anfeuern	aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren	aandrijven; aanjagen; aanmoedigen; aanmoediging; aansporen; aansporing; aanvuren; opwekking; steun; stimulans; stimuleren; toejuichen; voortstuwen
Animieren	aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren
Anregen	aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren	aanmoediging; aansporen; aansporing; opwekking; steun; stimulans
Anregung	aanmoediging; aansporing; animering; impuls; luim; opwekking; opwelling; prikkel; stimulans; stimulering	aandriften; driften; instigatie; instigaties
Anreiz	aanmoediging; aansporing; aanzet; animering; impuls; luim; opwekking; opwelling; prikkel; stimulans; stimulering	aanzet; initiatief; instigatie
Anreizen	aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren	aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen
Ansporn	aanmoediging; aansporing; aanzet; animering; opwekking; prikkel; stimulans; stimulering	instigatie
Anspornen	aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren	aandrijven; aanjagen; aanmoediging; aansporen; aansporing; opwekking; steun; stimulans; voortstuwen
Anstoß	aanmoediging; aansporing; aanzet; animering; impuls; luim; opwekking; opwelling; prikkel; stimulans; stimulering	aanzet; doeltrap; duw; duwtje; initiatief; por; stoot; stootje; zet
Anstoßen	aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren	aanstoten; porren
Antreiben	aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren	aandrijven; aanjagen; aanmoedigen; aanmoediging; aansporen; aansporing; aanvuren; opwekking; steun; stimulans; stimuleren; toejuichen; voortstuwen
Aufschwung	aanzet; animering; opwekking; prikkel	bloei; hausse; hoogconjunctuur; opzwaai
Aufstieg	aanzet; animering; opwekking; prikkel	geestelijke vorming; ontplooiing; ontwikkeling; opstijging; vooruitgang; vorming
Einfall	impuls; luim; opwelling; prikkel	denkbeeld; gedachte; gevoel; idee; instinct; intuïtie; inval; invasie; kijk; mening; oordeel; opinie; opvatting; politie-inval; visie; zienswijze
Ermunterung	aanmoediging; aansporing; animering; opwekking; prikkel; stimulans; stimulering	bemoediging; opmontering; stimulering; vertroosting
Ermutigung	aanmoediging; aansporing; animering; opwekking; prikkel; stimulans; stimulering	bemoediging; instigatie; opmontering; stimulering; vertroosting
Impuls	aanmoediging; aansporing; aanzet; animering; impuls; luim; opwekking; opwelling; prikkel; stimulans; stimulering	aandriften; driften; gevoel; instinct; intuïtie
Laune	impuls; luim; opwelling; prikkel	bui; gemoedsgesteldheid; gemoedsstemming; gemoedstoestand; gril; humeur; kuur; luim; nuk; stemming
Reiz	aanmoediging; aansporing; animering; impuls; luim; opwekking; opwelling; prikkel; stimulans; stimulering	aai; aaiing; aanhalen; aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; aantrekkingskracht; attractiviteit; bekoorlijkheid; bekoring; betovering; bevalligheid; charme; fascinatie; gestreel; gratie; liefkozing; lieflijkheid; lieftalligheid; streling; vleien
Stimulanz	aanmoediging; aansporing; animering; impuls; luim; opwekking; opwelling; prikkel; stimulans; stimulering	instigatie
Triebkraft	aanmoediging; aansporing; animering; opwekking; prikkel; stimulans; stimulering	aandrift; aandrijving; daadkracht; dynamiek; energie; esprit; fut; gistkracht; groeikracht; kracht; levensvatbaarheid; momentum; motor; puf; stuwkracht; voortstuwing; werklust

Wiktionary Übersetzungen für prikkel:

prikkel

noun

das Stimulieren, die Stimulierung
- Stimulation → stimulantie; aansporing; prikkel; prikkeling

Cross Translation:

From	To	Via
• prikkel	→ Anreiz	↔ incitant — Encouragement sous forme d’avantage ou d’indemnisation offerts pour inciter à l’activité économique.

übersetze prikkels von Niederländische ins Deutsch

Detailübersetzungen für prikkels (Niederländisch) ins Deutsch

prikkels:

prikkels [de ~] Nomen, Plural

de prikkels (kriebels; irritatie)

de prikkels (seksuele prikkels)

de prikkels (stimuli; drijfveren; stimulansen)

Übersetzung Matrix für prikkels:

Verwandte Wörter für "prikkels":

prikkels form of prikkel:

prikkel [de ~ (m)] Nomen

de prikkel (stimulans; impuls)

de prikkel (opwekking; aanzet; animering)

de prikkel (stimulans; stimulering; aansporing; aanmoediging; opwekking; animering)

de prikkel (luim; opwelling; impuls)

de prikkel (aansporen; aanzetten; stimuleren; aanmoedigen)

Übersetzung Matrix für prikkel:

Verwandte Wörter für "prikkel":

Wiktionary Übersetzungen für prikkel:

Verwandte Übersetzungen für prikkels