Niederländisch
Detailübersetzungen für presteren (Niederländisch) ins Deutsch
presteren:
-
presteren (een prestatie leveren)
Konjugationen für presteren:
o.t.t.
- presteer
- presteert
- presteert
- presteren
- presteren
- presteren
o.v.t.
- presteerde
- presteerde
- presteerde
- presteerden
- presteerden
- presteerden
v.t.t.
- heb gepresteerd
- hebt gepresteerd
- heeft gepresteerd
- hebben gepresteerd
- hebben gepresteerd
- hebben gepresteerd
v.v.t.
- had gepresteerd
- had gepresteerd
- had gepresteerd
- hadden gepresteerd
- hadden gepresteerd
- hadden gepresteerd
o.t.t.t.
- zal presteren
- zult presteren
- zal presteren
- zullen presteren
- zullen presteren
- zullen presteren
o.v.t.t.
- zou presteren
- zou presteren
- zou presteren
- zouden presteren
- zouden presteren
- zouden presteren
diversen
- presteer!
- presteert!
- gepresteerd
- presterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze