Niederländisch
Detailübersetzungen für posterend (Niederländisch) ins Deutsch
posteren:
-
posteren (stationeren; plaatsen; posten)
plazieren; stellen; postieren; einsetzen; aufstellen; installieren; deponieren-
plazieren Verb
-
installieren Verb (installiere, installierst, installiert, installierte, installiertet, installiert)
-
Konjugationen für posteren:
o.t.t.
- posteer
- posteert
- posteert
- posteren
- posteren
- posteren
o.v.t.
- posteerde
- posteerde
- posteerde
- posteerden
- posteerden
- posteerden
v.t.t.
- ben geposteerd
- bent geposteerd
- is geposteerd
- zijn geposteerd
- zijn geposteerd
- zijn geposteerd
v.v.t.
- was geposteerd
- was geposteerd
- was geposteerd
- waren geposteerd
- waren geposteerd
- waren geposteerd
o.t.t.t.
- zal posteren
- zult posteren
- zal posteren
- zullen posteren
- zullen posteren
- zullen posteren
o.v.t.t.
- zou posteren
- zou posteren
- zou posteren
- zouden posteren
- zouden posteren
- zouden posteren
diversen
- posteer!
- posteert!
- geposteerd
- posterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze