Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- ploeteren:
-
Wiktionary:
- ploeteren → klatschen, plätschern, paddeln, klauen, waten
Niederländisch
Detailübersetzungen für ploeteren (Niederländisch) ins Deutsch
ploeteren:
-
ploeteren (zich afsloven; zwoegen; sloven; afbeulen; sappelen; afjakkeren; afsloven)
schuften; sich abrackern; sich abarbeiten; sich abmühen-
sich abrackern Verb
-
sich abarbeiten Verb
-
sich abmühen Verb
Konjugationen für ploeteren:
o.t.t.
- ploeter
- ploetert
- ploetert
- ploeteren
- ploeteren
- ploeteren
o.v.t.
- ploeterde
- ploeterde
- ploeterde
- ploeterden
- ploeterden
- ploeterden
v.t.t.
- heb geploeterd
- hebt geploeterd
- heeft geploeterd
- hebben geploeterd
- hebben geploeterd
- hebben geploeterd
v.v.t.
- had geploeterd
- had geploeterd
- had geploeterd
- hadden geploeterd
- hadden geploeterd
- hadden geploeterd
o.t.t.t.
- zal ploeteren
- zult ploeteren
- zal ploeteren
- zullen ploeteren
- zullen ploeteren
- zullen ploeteren
o.v.t.t.
- zou ploeteren
- zou ploeteren
- zou ploeteren
- zouden ploeteren
- zouden ploeteren
- zouden ploeteren
diversen
- ploeter!
- ploetert!
- geploeterd
- ploeterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für ploeteren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
schuften | afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen | aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; flink aanpakken; grondig aanpakken; half dood werken; hard werken; hardlopen; kapotwerken; pezen; rennen; sloven; stevig aanpakken; streng behandelen; uitsloven |
sich abarbeiten | afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen | |
sich abmühen | afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen | aanpoten; aftobben; flink aanpakken; hard werken |
sich abrackern | afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen | aanpoten; flink aanpakken; hard werken; uitsloven; zich uitsloven |