Home ->Wörterbücher ->Niederländisch/Deutsch ->übersetze penetreer

übersetze penetreer von Niederländische ins Deutsch

Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. penetreren:
  2. Wiktionary:

Niederländisch

Detailübersetzungen für penetreer (Niederländisch) ins Deutsch

penetreren:

penetreren Verb (penetreer, penetreert, penetreerde, penetreerden, gepenetreerd)

  1. penetreren (binnen gaan)
    durchbohren; eindringen; durchdringen; einnisten; hereinbrechen; hineinstecken; penetrieren; hineindringen
    • durchbohren Verb (bohre durch, bohrst durch, bohrt durch, bohrte durch, bohrtet durch, durchbohrt)
    • eindringen Verb (dringe ein, dringst ein, dringt ein, dringte ein, dringtet ein, eingedringt)
    • durchdringen Verb (dringe durch, dringst durch, dringt durch, drang durch, drangt durch, durchdrungen)
    • einnisten Verb (niste ein, nistest ein, nistet ein, nistete ein, nistetet ein, eingenistet)
    • hereinbrechen Verb (breche herein, brichst ehrein, bricht herein, brach herein, bracht herein, hereingebrochen)
    • hineinstecken Verb (stecke hinein, steckst hinein, steckt hinein, steckte hinein, stecktet hinein, hineingesteckt)
    • penetrieren Verb (penetriere, penetrierst, penetriert, penetrierte, penetriertet, penetriert)
    • hineindringen Verb (dringe hinein, dringst hinein, dringt hinein, drang hinein, drangt hinein, hineingedrungen)
  2. penetreren (doordringen)
    durchdringen; lochen; einbrechen; eindringen; erstechen; einschneiden; durchstechen; durchbohren; durchlöchern; penetrieren; hineindringen
    • durchdringen Verb (dringe durch, dringst durch, dringt durch, drang durch, drangt durch, durchdrungen)
    • lochen Verb (loche, lochst, locht, lochte, lochtet, gelocht)
    • einbrechen Verb (breche ein, brichst ein, bricht ein, brach ein, brachet ein, eingebrochen)
    • eindringen Verb (dringe ein, dringst ein, dringt ein, dringte ein, dringtet ein, eingedringt)
    • erstechen Verb
    • einschneiden Verb (schneide ein, schneidest ein, schnitt ein, schnittet ein, eingeschnitten)
    • durchstechen Verb (durchsteche, durchstichst, durchsticht, durchstach, durchstachet, durchstochen)
    • durchbohren Verb (bohre durch, bohrst durch, bohrt durch, bohrte durch, bohrtet durch, durchbohrt)
    • durchlöchern Verb (löcherne durch, löchernst durch, löchernt durch, löchernte durch, löcherntet durch, durchlöchert)
    • penetrieren Verb (penetriere, penetrierst, penetriert, penetrierte, penetriertet, penetriert)
    • hineindringen Verb (dringe hinein, dringst hinein, dringt hinein, drang hinein, drangt hinein, hineingedrungen)
  3. penetreren (binnendringen; indringen)
    eindringen; hineindringen; durchdringen; durchbohren; hereinbrechen; hineinstecken; penetrieren
    • eindringen Verb (dringe ein, dringst ein, dringt ein, dringte ein, dringtet ein, eingedringt)
    • hineindringen Verb (dringe hinein, dringst hinein, dringt hinein, drang hinein, drangt hinein, hineingedrungen)
    • durchdringen Verb (dringe durch, dringst durch, dringt durch, drang durch, drangt durch, durchdrungen)
    • durchbohren Verb (bohre durch, bohrst durch, bohrt durch, bohrte durch, bohrtet durch, durchbohrt)
    • hereinbrechen Verb (breche herein, brichst ehrein, bricht herein, brach herein, bracht herein, hereingebrochen)
    • hineinstecken Verb (stecke hinein, steckst hinein, steckt hinein, steckte hinein, stecktet hinein, hineingesteckt)
    • penetrieren Verb (penetriere, penetrierst, penetriert, penetrierte, penetriertet, penetriert)

Konjugationen für penetreren:

o.t.t.
  1. penetreer
  2. penetreert
  3. penetreert
  4. penetreren
  5. penetreren
  6. penetreren
o.v.t.
  1. penetreerde
  2. penetreerde
  3. penetreerde
  4. penetreerden
  5. penetreerden
  6. penetreerden
v.t.t.
  1. heb gepenetreerd
  2. hebt gepenetreerd
  3. heeft gepenetreerd
  4. hebben gepenetreerd
  5. hebben gepenetreerd
  6. hebben gepenetreerd
v.v.t.
  1. had gepenetreerd
  2. had gepenetreerd
  3. had gepenetreerd
  4. hadden gepenetreerd
  5. hadden gepenetreerd
  6. hadden gepenetreerd
o.t.t.t.
  1. zal penetreren
  2. zult penetreren
  3. zal penetreren
  4. zullen penetreren
  5. zullen penetreren
  6. zullen penetreren
o.v.t.t.
  1. zou penetreren
  2. zou penetreren
  3. zou penetreren
  4. zouden penetreren
  5. zouden penetreren
  6. zouden penetreren
en verder
  1. ben gepenetreerd
  2. bent gepenetreerd
  3. is gepenetreerd
  4. zijn gepenetreerd
  5. zijn gepenetreerd
  6. zijn gepenetreerd
diversen
  1. penetreer!
  2. penetreert!
  5. gepenetreerd
  6. penetrerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für penetreren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
durchbohren binnen gaan; binnendringen; doordringen; indringen; penetreren doorboren; gaatjes maken in; perforeren
durchdringen binnen gaan; binnendringen; doordringen; indringen; penetreren bereiken; doordouwen; doordringen; doorzetten; penetreren in
durchlöchern doordringen; penetreren doorboren; gaatjes maken in; perforeren
durchstechen doordringen; penetreren doorboren; doorsteken; erdoor steken; gaatjes maken in; perforeren
einbrechen doordringen; penetreren afglijden; aftakelen; afzakken; beroven; binnen breken; binnenbreken; binnenvallen; doorbuigen; doorzakken; een inbraak doen; inbreken; inzinken; onverwachts langskomen; vervallen; wegglijden; wegzinken
eindringen binnen gaan; binnendringen; doordringen; indringen; penetreren betreden; binnendringen; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenstappen; binnentreden; binnenvallen; indringen; infiltreren; ingaan; invallen
einnisten binnen gaan; penetreren legeren; nestelen; zijn nest maken
einschneiden doordringen; penetreren coifferen; creneleren; doordouwen; doorzetten; een inkeping maken; groeven; in hout schrijven; inkepen; inkerven; insnijden; kappen; kepen; kerven; knippen; snipperen; verknippen; versnipperen
erstechen doordringen; penetreren doodsteken; neersteken; overhoopsteken
hereinbrechen binnen gaan; binnendringen; indringen; penetreren binnenstormen; binnenvliegen
hineindringen binnen gaan; binnendringen; doordringen; indringen; penetreren binnendringen; binnenvallen; doorboren; gaatjes maken in; haven binnenvaren; indringen; infiltreren; invallen; onverwachts langskomen; perforeren; zich binnenwroeten; zich binnenwurmen
hineinstecken binnen gaan; binnendringen; indringen; penetreren afstemmen; binnenproppen; binnensteken; erin steken; iemand instoppen; inbrengen; inproppen; insteken; instellen; instoppen; invoegen; toedekken
lochen doordringen; penetreren doorponsen; ponsen; stansen
penetrieren binnen gaan; binnendringen; doordringen; indringen; penetreren

Wiktionary Übersetzungen für penetreren:

Cross Translation:
FromToVia
• penetreren → penetrieren ↔ fuck — to insert an object into a specified body part
• penetreren → penetrieren ↔ penetrate — insert the penis into an opening, such as a vagina

Computerübersetzung von Drittern:






Kostenfreie, schnelle Übersetzungen

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Seite gezeigt in 0.0330 Sekunden
Seite aufgebaut in 1.0 Sekunden