Niederländisch
Detailübersetzungen für overvaren (Niederländisch) ins Deutsch
overvaren:
-
overvaren (met een vaartuig overzetten)
übersetzen; herüberfahren; hinüberbringen; hinüberfahren-
herüberfahren Verb (fahre herüber, fährst herüber, fährt herüber, fuhr herüber, fuhrt herüber, herübergefahren)
-
hinüberbringen Verb (bringe hinüber, bringst hinüber, bringt hinüber, brachte hinüber, brachtet hinüber, hinübergebracht)
-
hinüberfahren Verb (fahre hinüber, fährst hinüber, fährt hinüber, fuhr hinüber, fuhrt hinüber, hinübergefahren)
Konjugationen für overvaren:
o.t.t.
- vaar over
- vaart over
- vaart over
- varen over
- varen over
- varen over
o.v.t.
- voer over
- voer over
- voer over
- voeren over
- voeren over
- voeren over
v.t.t.
- heb overgevaren
- hebt overgevaren
- heeft overgevaren
- hebben overgevaren
- hebben overgevaren
- hebben overgevaren
v.v.t.
- had overgevaren
- had overgevaren
- had overgevaren
- hadden overgevaren
- hadden overgevaren
- hadden overgevaren
o.t.t.t.
- zal overvaren
- zult overvaren
- zal overvaren
- zullen overvaren
- zullen overvaren
- zullen overvaren
o.v.t.t.
- zou overvaren
- zou overvaren
- zou overvaren
- zouden overvaren
- zouden overvaren
- zouden overvaren
en verder
- ben overgevaren
- bent overgevaren
- is overgevaren
- zijn overgevaren
- zijn overgevaren
- zijn overgevaren
diversen
- vaar over!
- vaart over!
- overgevaren
- overvarend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze