Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- overreden:
- overrijden:
-
Wiktionary:
- overreden → überreden, gewinnen, begeistern, einflößen, eingeben, inspirieren, hineinblasen
- overrijden → überfahren
- overrijden → überfahren
Niederländisch
Detailübersetzungen für overreden (Niederländisch) ins Deutsch
overreden:
-
overreden (overtuigen; overhalen; ompraten)
überzeugen; überreden; herumkriegen; umstimmen; bereden; einwickeln-
herumkriegen Verb (kriege herum, kriegst herum, kriegt herum, kriegte herum, kriegtet herum, herumgekriegt)
Konjugationen für overreden:
o.t.t.
- overreed
- overreedt
- overreedt
- overreden
- overreden
- overreden
o.v.t.
- overreedde
- overreedde
- overreedde
- overreedden
- overreedden
- overreedden
v.t.t.
- heb overreed
- hebt overreed
- heeft overreed
- hebben overreed
- hebben overreed
- hebben overreed
v.v.t.
- had overreed
- had overreed
- had overreed
- hadden overreed
- hadden overreed
- hadden overreed
o.t.t.t.
- zal overreden
- zult overreden
- zal overreden
- zullen overreden
- zullen overreden
- zullen overreden
o.v.t.t.
- zou overreden
- zou overreden
- zou overreden
- zouden overreden
- zouden overreden
- zouden overreden
en verder
- ben overreed
- bent overreed
- is overreed
- zijn overreed
- zijn overreed
- zijn overreed
diversen
- overreed!
- overreedt!
- overreden
- overredend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für overreden:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
bereden | ompraten; overhalen; overreden; overtuigen | argumenteren; bediscussiëren; bepraten; beredeneren; bespreken; doorpraten; doorspreken; onderwerp behandelen; overleg voeren; praten over; redeneren; spreken over |
einwickeln | ompraten; overhalen; overreden; overtuigen | emballeren; inpakken; inpalmen; inwikkelen; verpakken; wikkelen |
herumkriegen | ompraten; overhalen; overreden; overtuigen | omverpraten |
umstimmen | ompraten; overhalen; overreden; overtuigen | omverpraten |
überreden | ompraten; overhalen; overreden; overtuigen | |
überzeugen | ompraten; overhalen; overreden; overtuigen |
Wiktionary Übersetzungen für overreden:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• overreden | → überreden; gewinnen | ↔ persuade — convince |
• overreden | → begeistern; einflößen; eingeben; inspirieren; hineinblasen | ↔ inspirer — faire pénétrer artificiellement de l’air dans les poumons. |
overrijden:
-
overrijden (omverrijden; overheen rijden)
überfahren; hinüberfahren; umfahren-
hinüberfahren Verb (fahre hinüber, fährst hinüber, fährt hinüber, fuhr hinüber, fuhrt hinüber, hinübergefahren)
Konjugationen für overrijden:
o.t.t.
- overrijd
- overrijdt
- overrijdt
- overrijden
- overrijden
- overrijden
o.v.t.
- overreed
- overreed
- overreed
- overreden
- overreden
- overreden
v.t.t.
- ben overreden
- bent overreden
- is overreden
- zijn overreden
- zijn overreden
- zijn overreden
v.v.t.
- was overreden
- was overreden
- was overreden
- waren overreden
- waren overreden
- waren overreden
o.t.t.t.
- zal overrijden
- zult overrijden
- zal overrijden
- zullen overrijden
- zullen overrijden
- zullen overrijden
o.v.t.t.
- zou overrijden
- zou overrijden
- zou overrijden
- zouden overrijden
- zouden overrijden
- zouden overrijden
en verder
- heb overreden
- hebt overreden
- heeft overreden
- hebben overreden
- hebben overreden
- hebben overreden
diversen
- overrijd!
- overrijdt!
- overreden
- overrijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für overrijden:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
hinüberfahren | omverrijden; overheen rijden; overrijden | iets transporteren; met een vaartuig overzetten; oversteken; overvaren; vervoeren |
umfahren | omverrijden; overheen rijden; overrijden | een omweg maken; omrijden |
überfahren | omverrijden; overheen rijden; overrijden |
Wiktionary Übersetzungen für overrijden:
overrijden
Cross Translation:
verb
-
met de wielen van een voertuig over iets of iemand heen rijden
- overrijden → überfahren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• overrijden | → überfahren | ↔ run over — to drive over, causing injury or death |