Niederländisch
Detailübersetzungen für overkoepelen (Niederländisch) ins Deutsch
overkoepelen:
-
overkoepelen
Konjugationen für overkoepelen:
o.t.t.
- overkoepel
- overkoepelt
- overkoepelt
- overkoepelen
- overkoepelen
- overkoepelen
o.v.t.
- overkoepelde
- overkoepelde
- overkoepelde
- overkoepelden
- overkoepelden
- overkoepelden
v.t.t.
- heb overkoepeld
- hebt overkoepeld
- heeft overkoepeld
- hebben overkoepeld
- hebben overkoepeld
- hebben overkoepeld
v.v.t.
- had overkoepeld
- had overkoepeld
- had overkoepeld
- hadden overkoepeld
- hadden overkoepeld
- hadden overkoepeld
o.t.t.t.
- zal overkoepelen
- zult overkoepelen
- zal overkoepelen
- zullen overkoepelen
- zullen overkoepelen
- zullen overkoepelen
o.v.t.t.
- zou overkoepelen
- zou overkoepelen
- zou overkoepelen
- zouden overkoepelen
- zouden overkoepelen
- zouden overkoepelen
diversen
- overkoepel!
- overkoepelt!
- overkoepeld
- overkoepelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für overkoepelen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
überwölben | overkoepelen |
Computerübersetzung von Drittern: