Niederländisch
Detailübersetzungen für opvrijen (Niederländisch) ins Deutsch
opvrijen:
-
opvrijen
den Hof machen-
den Hof machen Verb (mache den Hof, machst den Hof, macht den Hof, machte den Hof, machtet den Hof, den Hof gemacht)
-
Konjugationen für opvrijen:
o.t.t.
- vrij op
- vrijt op
- vrijt op
- vrijen op
- vrijen op
- vrijen op
o.v.t.
- vree op
- vree op
- vree op
- vreën op
- vreën op
- vreën op
v.t.t.
- heb opgevreën
- hebt opgevreën
- heeft opgevreën
- hebben opgevreën
- hebben opgevreën
- hebben opgevreën
v.v.t.
- had opgevreën
- had opgevreën
- had opgevreën
- hadden opgevreën
- hadden opgevreën
- hadden opgevreën
o.t.t.t.
- zal opvrijen
- zult opvrijen
- zal opvrijen
- zullen opvrijen
- zullen opvrijen
- zullen opvrijen
o.v.t.t.
- zou opvrijen
- zou opvrijen
- zou opvrijen
- zouden opvrijen
- zouden opvrijen
- zouden opvrijen
en verder
- ben opgevreën
- bent opgevreën
- is opgevreën
- zijn opgevreën
- zijn opgevreën
- zijn opgevreën
diversen
- vrij op!
- vrijt op!
- opgevreën
- opvrijend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für opvrijen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
den Hof machen | opvrijen | het hof maken; hof maken |
Computerübersetzung von Drittern: