Niederländisch
Detailübersetzungen für opspuiten (Niederländisch) ins Deutsch
opspuiten:
-
opspuiten (in de hoogte spuiten)
Konjugationen für opspuiten:
o.t.t.
- spuit op
- spuit op
- spuit op
- spuiten op
- spuiten op
- spuiten op
o.v.t.
- spoot op
- spoot op
- spoot op
- spoten op
- spoten op
- spoten op
v.t.t.
- heb opgespoten
- hebt opgespoten
- heeft opgespoten
- hebben opgespoten
- hebben opgespoten
- hebben opgespoten
v.v.t.
- had opgespoten
- had opgespoten
- had opgespoten
- hadden opgespoten
- hadden opgespoten
- hadden opgespoten
o.t.t.t.
- zal opspuiten
- zult opspuiten
- zal opspuiten
- zullen opspuiten
- zullen opspuiten
- zullen opspuiten
o.v.t.t.
- zou opspuiten
- zou opspuiten
- zou opspuiten
- zouden opspuiten
- zouden opspuiten
- zouden opspuiten
diversen
- spuit op!
- opgespoten
- opspuitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für opspuiten:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
aufspritzen | in de hoogte spuiten; opspuiten | opspatten |
emporspritzen | in de hoogte spuiten; opspuiten | |
hochspritzen | in de hoogte spuiten; opspuiten |