Niederländisch
Detailübersetzungen für ophebben (Niederländisch) ins Deutsch
ophebben:
Konjugationen für ophebben:
o.t.t.
- heb op
- hebt op
- hebt op
- hebben op
- hebben op
- hebben op
o.v.t.
- had op
- had op
- had op
- hadden op
- hadden op
- hadden op
v.t.t.
- heb opgehad
- hebt opgehad
- heeft opgehad
- hebben opgehad
- hebben opgehad
- hebben opgehad
v.v.t.
- had opgehad
- had opgehad
- had opgehad
- hadden opgehad
- hadden opgehad
- hadden opgehad
o.t.t.t.
- zal ophebben
- zult ophebben
- zal ophebben
- zullen ophebben
- zullen ophebben
- zullen ophebben
o.v.t.t.
- zou ophebben
- zou ophebben
- zou ophebben
- zouden ophebben
- zouden ophebben
- zouden ophebben
diversen
- heb op!
- hebt op!
- opgehad
- ophebbend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für ophebben:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
auf haben | ophebben |