Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- opgelapt:
- oplappen:
-
Wiktionary:
- oplappen → ausbessern, flicken
Niederländisch
Detailübersetzungen für opgelapt (Niederländisch) ins Deutsch
opgelapt:
-
opgelapt (versteld)
Übersetzung Matrix für opgelapt:
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
aufgemöbeld | opgelapt; versteld | |
ausgebesserd | opgelapt; versteld | |
gelickt | opgelapt; versteld |
opgelapt form of oplappen:
-
oplappen (opkalefateren; opknappen; opvijzelen)
Konjugationen für oplappen:
o.t.t.
- lap op
- lapt op
- lapt op
- lappen op
- lappen op
- lappen op
o.v.t.
- lapte op
- lapte op
- lapte op
- lapten op
- lapten op
- lapten op
v.t.t.
- heb opgelapt
- hebt opgelapt
- heeft opgelapt
- hebben opgelapt
- hebben opgelapt
- hebben opgelapt
v.v.t.
- had opgelapt
- had opgelapt
- had opgelapt
- hadden opgelapt
- hadden opgelapt
- hadden opgelapt
o.t.t.t.
- zal oplappen
- zult oplappen
- zal oplappen
- zullen oplappen
- zullen oplappen
- zullen oplappen
o.v.t.t.
- zou oplappen
- zou oplappen
- zou oplappen
- zouden oplappen
- zouden oplappen
- zouden oplappen
en verder
- ben opgelapt
- bent opgelapt
- is opgelapt
- zijn opgelapt
- zijn opgelapt
- zijn opgelapt
diversen
- lap op!
- lapt op!
- opgelapt
- oplappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für oplappen:
Computerübersetzung von Drittern: