Home ->Wörterbücher ->Niederländisch/Deutsch ->übersetze opgehangen

übersetze opgehangen von Niederländische ins Deutsch

Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. opgehangen:
  2. ophangen:
  3. Wiktionary:

Niederländisch

Detailübersetzungen für opgehangen (Niederländisch) ins Deutsch

opgehangen:

opgehangen Adjektiv

  1. opgehangen
    aufgehängt

Übersetzung Matrix für opgehangen:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aufgehängt opgehangen

Verwandte Wörter für "opgehangen":

  • opgehangene

Wiktionary Übersetzungen für opgehangen:

Cross Translation:
FromToVia
• opgehangen → aufhängen ↔ hang — to be executed using gallows

ophangen:

ophangen Verb (hang op, hangt op, hing op, hingen op, opgehangen)

  1. ophangen (opknopen)
    aufhängen; aufbinden; aufknüpfen; hängen; aufknöpfen
    • aufhängen Verb (hänge auf, hängst auf, hängt auf, hängte auf, hängtet auf, aufgehängt)
    • aufbinden Verb (binde auf, bindest auf, bindet auf, bindete auf, bindetet auf, aufgebunden)
    • aufknüpfen Verb (knüpfe auf, knüpfst auf, knüpft auf, knüpfte auf, knüpftet auf, aufgeknüpft)
    • hängen Verb (hänge, hängst, hängt, hängte, hängtet, gehängt)
    • aufknöpfen Verb (knöpfe auf, knöpfst auf, knöpft auf, knöpfte auf, knöpftet auf, aufgeknöpft)
  2. ophangen (ergens aan hangen)
    aufhängen; hängen; einhaken; festhängen; haken; festhaken
    • aufhängen Verb (hänge auf, hängst auf, hängt auf, hängte auf, hängtet auf, aufgehängt)
    • hängen Verb (hänge, hängst, hängt, hängte, hängtet, gehängt)
    • einhaken Verb (hake ein, hakst ein, hakt ein, hakte ein, haktet ein, eingehakt)
    • festhängen Verb (hänge fest, hängst fest, hängt fest, hängte fest, hängtet fest, festgehängt)
    • haken Verb (hake, hakst, hakt, hakte, haktet, gehakt)
    • festhaken Verb (hake fest, hakst fest, hakt fest, hakte fest, haktet fest, festgehakt)

Konjugationen für ophangen:

o.t.t.
  1. hang op
  2. hangt op
  3. hangt op
  4. hangen op
  5. hangen op
  6. hangen op
o.v.t.
  1. hing op
  2. hing op
  3. hing op
  4. hingen op
  5. hingen op
  6. hingen op
v.t.t.
  1. heb opgehangen
  2. hebt opgehangen
  3. heeft opgehangen
  4. hebben opgehangen
  5. hebben opgehangen
  6. hebben opgehangen
v.v.t.
  1. had opgehangen
  2. had opgehangen
  3. had opgehangen
  4. hadden opgehangen
  5. hadden opgehangen
  6. hadden opgehangen
o.t.t.t.
  1. zal ophangen
  2. zult ophangen
  3. zal ophangen
  4. zullen ophangen
  5. zullen ophangen
  6. zullen ophangen
o.v.t.t.
  1. zou ophangen
  2. zou ophangen
  3. zou ophangen
  4. zouden ophangen
  5. zouden ophangen
  6. zouden ophangen
en verder
  3. is opgehangen
  6. zijn opgehangen
diversen
  1. hang op!
  2. hangt op!
  5. opgehangen
  6. ophangend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

ophangen [znw.] Nomen

  1. ophangen (ophanging; wielophanging)
    die Aufhängung

Übersetzung Matrix für ophangen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Aufhängung ophangen; ophanging; wielophanging
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aufbinden ophangen; opknopen detacheren; loshaken; loskrijgen; losmaken; loswerken; opbinden; scheiden
aufhängen ergens aan hangen; ophangen; opknopen wijsmaken
aufknöpfen ophangen; opknopen afbreken; beëindigen; detacheren; forceren; loshaken; loskrijgen; losmaken; loswerken; ontbinden; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; opheffen; oplossen; rafels loslaten; scheiden; stukmaken; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; verbreken; verbrijzelen
aufknüpfen ophangen; opknopen detacheren; loshaken; losknopen; loskrijgen; losmaken; loswerken; ontknopen; scheiden
einhaken ergens aan hangen; ophangen aanleggen; aanmeren; afmeren; inhaken; meren; vastbinden; vastleggen; vastmaken; vastmeren
festhaken ergens aan hangen; ophangen bevestigen; doordouwen; doorzetten; ergens aan bevestigen; haken; inhaken; vastmaken; vastzetten
festhängen ergens aan hangen; ophangen inhaken
haken ergens aan hangen; ophangen aanhaken; aankoppelen; haken; inhaken; vasthaken; vastkoppelen
hängen ergens aan hangen; ophangen; opknopen afhangen; buiten hangen; bungelen; hangen; niksen; rondhangen; rondlummelen; zweven

Wiktionary Übersetzungen für ophangen:

ophangen
verb
  1. aan de galg opknopen
Cross Translation:
FromToVia
• ophangen → hängen ↔ hang — to be or remain suspended
• ophangen → aufhängen ↔ hang — to cause to be suspended
• ophangen → aufhängen ↔ hang — to place on a hook
• ophangen → henken; hängen ↔ hang — to execute by suspension from the neck
• ophangen → ausstellen ↔ hang — to exhibit by hanging
• ophangen → schleudern; schmeißen ↔ sling — to throw
• ophangen → aufhängen ↔ suspend — To hang freely

Computerübersetzung von Drittern:






Kostenfreie, schnelle Übersetzungen

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Seite gezeigt in 0.0384 Sekunden
Seite aufgebaut in 1.0 Sekunden