Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. opbaren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für opbaren (Niederländisch) ins Deutsch

opbaren:

opbaren Verb (baar op, baart op, baarde op, baarden op, opgebaard)

  1. opbaren
    aufbahren
    • aufbahren Verb (bahre auf, bahrst auf, bahrt auf, bahrte auf, bahrtet auf, aufgebahrt)

Konjugationen für opbaren:

o.t.t.
  1. baar op
  2. baart op
  3. baart op
  4. baren op
  5. baren op
  6. baren op
o.v.t.
  1. baarde op
  2. baarde op
  3. baarde op
  4. baarden op
  5. baarden op
  6. baarden op
v.t.t.
  1. heb opgebaard
  2. hebt opgebaard
  3. heeft opgebaard
  4. hebben opgebaard
  5. hebben opgebaard
  6. hebben opgebaard
v.v.t.
  1. had opgebaard
  2. had opgebaard
  3. had opgebaard
  4. hadden opgebaard
  5. hadden opgebaard
  6. hadden opgebaard
o.t.t.t.
  1. zal opbaren
  2. zult opbaren
  3. zal opbaren
  4. zullen opbaren
  5. zullen opbaren
  6. zullen opbaren
o.v.t.t.
  1. zou opbaren
  2. zou opbaren
  3. zou opbaren
  4. zouden opbaren
  5. zouden opbaren
  6. zouden opbaren
en verder
  1. is opgebaard
  2. zijn opgebaard
diversen
  1. baar op!
  2. baart op!
  3. opgebaard
  4. opbarend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für opbaren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aufbahren opbaren