Niederländisch
Detailübersetzungen für opbakken (Niederländisch) ins Deutsch
opbakken:
-
opbakken
Konjugationen für opbakken:
o.t.t.
- bak op
- bakt op
- bakt op
- bakken op
- bakken op
- bakken op
o.v.t.
- bakte op
- bakte op
- bakte op
- bakten op
- bakten op
- bakten op
v.t.t.
- heb opgebakken
- hebt opgebakken
- heeft opgebakken
- hebben opgebakken
- hebben opgebakken
- hebben opgebakken
v.v.t.
- had opgebakken
- had opgebakken
- had opgebakken
- hadden opgebakken
- hadden opgebakken
- hadden opgebakken
o.t.t.t.
- zal opbakken
- zult opbakken
- zal opbakken
- zullen opbakken
- zullen opbakken
- zullen opbakken
o.v.t.t.
- zou opbakken
- zou opbakken
- zou opbakken
- zouden opbakken
- zouden opbakken
- zouden opbakken
en verder
- is opgebakken
- zijn opgebakken
diversen
- bak op!
- bakt op!
- opgebakken
- opbakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für opbakken:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
aufbacken | opbakken | |
aufwärmen | opbakken | eten opwarmen; opwarmen; verhitten; verwarmen; warm maken; zich warmen |
erwärmen | opbakken | warmen; zich warmen |