Niederländisch
Detailübersetzungen für onttronen (Niederländisch) ins Deutsch
onttronen:
-
onttronen
vom Thron stoßen; entthronen-
vom Thron stoßen Verb (stoße vom Throm, stoßst vom Throm, stoßt vom Throm, stieß vom Throm, stießet vom Throm, vom Thron gestoßen)
-
Konjugationen für onttronen:
o.t.t.
- onttroon
- onttroont
- onttroont
- onttronen
- onttronen
- onttronen
o.v.t.
- onttroonde
- onttroonde
- onttroonde
- onttroonden
- onttroonden
- onttroonden
v.t.t.
- ben onttroond
- bent onttroond
- is onttroond
- zijn onttroond
- zijn onttroond
- zijn onttroond
v.v.t.
- was onttroond
- was onttroond
- was onttroond
- waren onttroond
- waren onttroond
- waren onttroond
o.t.t.t.
- zal onttronen
- zult onttronen
- zal onttronen
- zullen onttronen
- zullen onttronen
- zullen onttronen
o.v.t.t.
- zou onttronen
- zou onttronen
- zou onttronen
- zouden onttronen
- zouden onttronen
- zouden onttronen
en verder
- heb onttroond
- hebt onttroond
- heeft onttroond
- hebben onttroond
- hebben onttroond
- hebben onttroond
diversen
- onttroon!
- onttroont!
- onttroond
- onttronend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für onttronen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
entthronen | onttronen | iemand van de plaats dringen; verdringen |
vom Thron stoßen | onttronen |
Wiktionary Übersetzungen für onttronen:
onttronen
verb
-
iemand van de macht beroven
- onttronen → entthronen