Niederländisch
Detailübersetzungen für ontboeien (Niederländisch) ins Deutsch
ontboeien:
-
ontboeien (van de boeien ontdoen)
Konjugationen für ontboeien:
o.t.t.
- ontboei
- ontboeit
- ontboeit
- ontboeien
- ontboeien
- ontboeien
o.v.t.
- ontboeide
- ontboeide
- ontboeide
- ontboeiden
- ontboeiden
- ontboeiden
v.t.t.
- heb ontboeid
- hebt ontboeid
- heeft ontboeid
- hebben ontboeid
- hebben ontboeid
- hebben ontboeid
v.v.t.
- had ontboeid
- had ontboeid
- had ontboeid
- hadden ontboeid
- hadden ontboeid
- hadden ontboeid
o.t.t.t.
- zal ontboeien
- zult ontboeien
- zal ontboeien
- zullen ontboeien
- zullen ontboeien
- zullen ontboeien
o.v.t.t.
- zou ontboeien
- zou ontboeien
- zou ontboeien
- zouden ontboeien
- zouden ontboeien
- zouden ontboeien
en verder
- ben ontboeid
- bent ontboeid
- is ontboeid
- zijn ontboeid
- zijn ontboeid
- zijn ontboeid
diversen
- ontboei!
- ontboeit!
- ontboeid
- ontboeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für ontboeien:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
entfesseln | ontboeien; van de boeien ontdoen | afbreken; beëindigen; detacheren; forceren; kraken; losbreken; loskrijgen; losmaken; loswerken; ontbinden; ontketenen; openbreken; opheffen; scheiden; stukmaken; verbreken; verbrijzelen |