Niederländisch

Detailübersetzungen für ondervangen (Niederländisch) ins Deutsch

ondervangen:

ondervangen Verb (ondervang, ondervangt, onderving, ondervingen, ondervangen)

  1. ondervangen (een bezwaar ondervangen; voorkomen)
    vermeiden; vorkommen; verhüten; zuvorkommen; überholen
    • vermeiden Verb (vermeide, vermieden)
    • vorkommen Verb (komme vor, kommst vor, kommt vor, kam vor, kamet vor, vorgekommen)
    • verhüten Verb (verhüte, verhütest, verhütet, verhütete, verhütetet, verhütet)
    • zuvorkommen Verb (komme zuvor, kommst zuvor, kommt zuvor, kam zuvor, kamt zuvor, zuvorgekommen)
    • überholen Verb (überhole, überholst, überholt, überholte, überholtet, überholt)
  2. ondervangen (teniet doen; opheffen; verijdelen; nullificeren; vernietigen)
    annullieren; aufheben; widerrufen
    • aufheben Verb (hebe auf, hiebst auf, hieb auf, hob auf, hobt auf, aufgehoben)
    • widerrufen Verb (widerrufe, widerrufst, widerruft, widerrief, widerrieft, widerrufen)
  3. ondervangen (onderweg opvangen; opvangen; onderscheppen; afvangen)
    abfangen; unterschlagen; zuvorkommen; aufschnappen
    • abfangen Verb (fange ab, fangst ab, fangt ab, fangte ab, fangtet ab, abgefangen)
    • unterschlagen Verb (unterschlage, unterschlägst, unterschlägt, unterschlug, unterschlugt, unterschlagen)
    • zuvorkommen Verb (komme zuvor, kommst zuvor, kommt zuvor, kam zuvor, kamt zuvor, zuvorgekommen)
    • aufschnappen Verb (schnappe auf, schnappst auf, schnappt auf, schnappte auf, schnapptet auf, aufgeschnappt)
  4. ondervangen (teniet doen; opheffen; terugdraaien; nullificeren; vernietigen)
    annullieren; aufheben; wider'rufen

Konjugationen für ondervangen:

o.t.t.
  1. ondervang
  2. ondervangt
  3. ondervangt
  4. ondervangen
  5. ondervangen
  6. ondervangen
o.v.t.
  1. onderving
  2. onderving
  3. onderving
  4. ondervingen
  5. ondervingen
  6. ondervingen
v.t.t.
  1. heb ondervangen
  2. hebt ondervangen
  3. heeft ondervangen
  4. hebben ondervangen
  5. hebben ondervangen
  6. hebben ondervangen
v.v.t.
  1. had ondervangen
  2. had ondervangen
  3. had ondervangen
  4. hadden ondervangen
  5. hadden ondervangen
  6. hadden ondervangen
o.t.t.t.
  1. zal ondervangen
  2. zult ondervangen
  3. zal ondervangen
  4. zullen ondervangen
  5. zullen ondervangen
  6. zullen ondervangen
o.v.t.t.
  1. zou ondervangen
  2. zou ondervangen
  3. zou ondervangen
  4. zouden ondervangen
  5. zouden ondervangen
  6. zouden ondervangen
diversen
  1. ondervang!
  2. ondervangt!
  3. ondervangen
  4. ondervangend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für ondervangen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aufheben deining; ophef
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
abfangen afvangen; onderscheppen; ondervangen; onderweg opvangen; opvangen buitmaken; grijpen; klauwen; opnemen; opvangen; pakken; vangen; vatten; verstrikken; wat neervalt opvangen
annullieren nullificeren; ondervangen; opheffen; teniet doen; terugdraaien; verijdelen; vernietigen
aufheben nullificeren; ondervangen; opheffen; teniet doen; terugdraaien; verijdelen; vernietigen afbestellen; afbetalen; afgelasten; afrekenen; afzeggen; annuleren; archiveren; behoeden; behouden; bergen; beschermen; bewaren; conserveren; deponeren; heffen; intrekken; leggen; lichten; naar boven tillen; neerleggen; nietig verklaren; omhoog brengen; omhoogheffen; ontbinden; opbergen; opdoeken; opheffen; oppakken; oppikken; oprapen; oprichten; opruimen; opslaan; opsnappen; optillen; optrekken; overeindzetten; plaatsen; tillen; uiteen doen gaan; vereffenen; verrekenen; wegleggen
aufschnappen afvangen; onderscheppen; ondervangen; onderweg opvangen; opvangen iets bemachtigen; te pakken krijgen; verkrijgen
unterschlagen afvangen; onderscheppen; ondervangen; onderweg opvangen; opvangen achterhouden; achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; versomberen; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken
verhüten een bezwaar ondervangen; ondervangen; voorkomen
vermeiden een bezwaar ondervangen; ondervangen; voorkomen mijden; ontduiken; ontlopen; ontwijken; uit de weg gaan; vermijden
vorkommen een bezwaar ondervangen; ondervangen; voorkomen bewaarheid worden; blijken; uitkomen
wider'rufen nullificeren; ondervangen; opheffen; teniet doen; terugdraaien; vernietigen
widerrufen nullificeren; ondervangen; opheffen; teniet doen; verijdelen; vernietigen herroepen; intrekken; terugkomen op; terugnemen; terugroepen; zijn woorden terugnemen
zuvorkommen afvangen; een bezwaar ondervangen; onderscheppen; ondervangen; onderweg opvangen; opvangen; voorkomen
überholen een bezwaar ondervangen; ondervangen; voorkomen inhalen; inlopen; passeren; reviseren; voorbijgaan; voorbijrijden
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
unterschlagen onderschept; opgevangen
zuvorkommen dienstwillig; gedienstig; voorkomend

Verwandte Übersetzungen für ondervangen