Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- omwikkelen:
-
Wiktionary:
- omwikkelen → wickeln, einwickeln, windeln
Niederländisch
Detailübersetzungen für omwikkelen (Niederländisch) ins Deutsch
omwikkelen:
-
omwikkelen
Konjugationen für omwikkelen:
o.t.t.
- omwikkel
- omwikkelt
- omwikkelt
- omwikkelen
- omwikkelen
- omwikkelen
o.v.t.
- omwikkelde
- omwikkelde
- omwikkelde
- omwikkelden
- omwikkelden
- omwikkelden
v.t.t.
- heb omwikkeld
- hebt omwikkeld
- heeft omwikkeld
- hebben omwikkeld
- hebben omwikkeld
- hebben omwikkeld
v.v.t.
- had omwikkeld
- had omwikkeld
- had omwikkeld
- hadden omwikkeld
- hadden omwikkeld
- hadden omwikkeld
o.t.t.t.
- zal omwikkelen
- zult omwikkelen
- zal omwikkelen
- zullen omwikkelen
- zullen omwikkelen
- zullen omwikkelen
o.v.t.t.
- zou omwikkelen
- zou omwikkelen
- zou omwikkelen
- zouden omwikkelen
- zouden omwikkelen
- zouden omwikkelen
en verder
- ben omwikkeld
- bent omwikkeld
- is omwikkeld
- zijn omwikkeld
- zijn omwikkeld
- zijn omwikkeld
diversen
- omwikkel!
- omwikkelt!
- omwikkeld
- omwikkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für omwikkelen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
umwickeln | omwikkelen | zwachtelen |
Wiktionary Übersetzungen für omwikkelen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• omwikkelen | → wickeln; einwickeln | ↔ emmailloter — mettre un petit enfant dans un maillot. |
• omwikkelen | → windeln | ↔ langer — (vieilli) mettre une couche à un bébé. |