Niederländisch
Detailübersetzungen für omspoelen (Niederländisch) ins Deutsch
omspoelen:
-
omspoelen
Konjugationen für omspoelen:
o.t.t.
- spoel om
- spoelt om
- spoelt om
- speolen om
- spoelen om
- spoelen om
o.v.t.
- spoelde om
- spoelde om
- spoelde om
- spoelden om
- spoelden om
- spoelden om
v.t.t.
- heb omgespoeld
- hebt omgespoeld
- heeft omgespoeld
- hebben omgespoeld
- hebben omgespoeld
- hebben omgespoeld
v.v.t.
- had omgespoeld
- had omgespoeld
- had omgespoeld
- hadden omgespoeld
- hadden omgespoeld
- hadden omgespoeld
o.t.t.t.
- zal omspoelen
- zult omspoelen
- zal omspoelen
- zullen omspoelen
- zullen omspoelen
- zullen omspoelen
o.v.t.t.
- zou omspoelen
- zou omspoelen
- zou omspoelen
- zouden omspoelen
- zouden omspoelen
- zouden omspoelen
en verder
- is omgespoeld
- zijn omgespoeld
diversen
- spoel om!
- spoelt om!
- omgespoeld
- omspoelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für omspoelen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
umspülen | omspoelen |