Niederländisch
Detailübersetzungen für nagluren (Niederländisch) ins Deutsch
nagluren:
-
nagluren
Konjugationen für nagluren:
o.t.t.
- gluur na
- gluurt na
- gluurt na
- gluren na
- gluren na
- gluren na
o.v.t.
- gluurde na
- gluurde na
- gluurde na
- gluurden na
- gluurden na
- gluurden na
v.t.t.
- heb nagegluurd
- hebt nagegluurd
- heeft nagegluurd
- hebben nagegluurd
- hebben nagegluurd
- hebben nagegluurd
v.v.t.
- had nagegluurd
- had nagegluurd
- had nagegluurd
- hadden nagegluurd
- hadden nagegluurd
- hadden nagegluurd
o.t.t.t.
- zal nagluren
- zult nagluren
- zal nagluren
- zullen nagluren
- zullen nagluren
- zullen nagluren
o.v.t.t.
- zou nagluren
- zou nagluren
- zou nagluren
- zouden nagluren
- zouden nagluren
- zouden nagluren
en verder
- ben nagegluurd
- bent nagegluurd
- is nagegluuurd
- zijn nagegluurd
- zijn nagegluurd
- zijn nagegluurd
diversen
- gluur na!
- gluurt na!
- nagegluurd
- naglurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für nagluren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
nachgucken | nagluren |