Niederländisch
Detailübersetzungen für moffelen (Niederländisch) ins Deutsch
moffelen:
-
moffelen (emailleren)
Konjugationen für moffelen:
o.t.t.
- moffel
- moffelt
- moffelt
- moffelen
- moffelen
- moffelen
o.v.t.
- moffelde
- moffelde
- moffelde
- moffelden
- moffelden
- moffelden
v.t.t.
- heb gemoffeld
- hebt gemoffeld
- heeft gemoffeld
- hebben gemoffeld
- hebben gemoffeld
- hebben gemoffeld
v.v.t.
- had gemoffeld
- had gemoffeld
- had gemoffeld
- hadden gemoffeld
- hadden gemoffeld
- hadden gemoffeld
o.t.t.t.
- zal moffelen
- zult moffelen
- zal moffelen
- zullen moffelen
- zullen moffelen
- zullen moffelen
o.v.t.t.
- zou moffelen
- zou moffelen
- zou moffelen
- zouden moffelen
- zouden moffelen
- zouden moffelen
en verder
- is gemoffeld
- zijn gemoffeld
diversen
- moffel!
- moffelt!
- gemoffeld
- moffelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für moffelen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
munkeln | emailleren; moffelen | fluisteren; slissen; smiespelen; smoezen |
murmeln | emailleren; moffelen | mompelen; morren; murmeren; ontevreden mompelen; prevelen; slissen |