Niederländisch
Detailübersetzungen für mismaken (Niederländisch) ins Deutsch
mismaken:
-
mismaken (verminken; misvormen)
verstümmeln; verzerren; schänden; entstellen; verunstalten-
verunstalten Verb (verunstalte, verunstaltest, verunstaltet, verunstaltete, verunstaltetet, verunstaltet)
Konjugationen für mismaken:
o.t.t.
- mismaak
- mismaakt
- mismaakt
- mismaken
- mismaken
- mismaken
o.v.t.
- mismaakte
- mismaakte
- mismaakte
- mismaakten
- mismaakten
- mismaakten
v.t.t.
- ben mismaakt
- bent mismaakt
- is mismaakt
- zijn mismaakt
- zijn mismaakt
- zijn mismaakt
v.v.t.
- was mismaakt
- was mismaakt
- was mismaakt
- waren mismaakt
- waren mismaakt
- waren mismaakt
o.t.t.t.
- zal mismaken
- zult mismaken
- zal mismaken
- zullen mismaken
- zullen mismaken
- zullen mismaken
o.v.t.t.
- zou mismaken
- zou mismaken
- zou mismaken
- zouden mismaken
- zouden mismaken
- zouden mismaken
diversen
- mismaak!
- mismaakt!
- mismaakt
- mismakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für mismaken:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
entstellen | mismaken; misvormen; verminken | corrumperen; verbasteren; verderven; verdraaien; vertekenen; vervormen |
schänden | mismaken; misvormen; verminken | lelijk maken; onteren; ontheiligen; ontsieren; ontwijden; schenden; schoonheid benadelen |
verstümmeln | mismaken; misvormen; verminken | |
verunstalten | mismaken; misvormen; verminken | lelijk maken; ontsieren; schoonheid benadelen |
verzerren | mismaken; misvormen; verminken | een andere vorm geven; verbasteren; vertekenen; vervormen; verwringen |