Niederländisch

Detailübersetzungen für mats (Niederländisch) ins Deutsch

matsen:

matsen Verb (mats, matst, matste, matsten, gematst)

  1. matsen (een voordeeltje gunnen)

Konjugationen für matsen:

o.t.t.
  1. mats
  2. matst
  3. matst
  4. matsen
  5. matsen
  6. matsen
o.v.t.
  1. matste
  2. matste
  3. matste
  4. matsten
  5. matsten
  6. matsten
v.t.t.
  1. heb gematst
  2. hebt gematst
  3. heeft gematst
  4. hebben gematst
  5. hebben gematst
  6. hebben gematst
v.v.t.
  1. had gematst
  2. had gematst
  3. had gematst
  4. hadden gematst
  5. hadden gematst
  6. hadden gematst
o.t.t.t.
  1. zal matsen
  2. zult matsen
  3. zal matsen
  4. zullen matsen
  5. zullen matsen
  6. zullen matsen
o.v.t.t.
  1. zou matsen
  2. zou matsen
  3. zou matsen
  4. zouden matsen
  5. zouden matsen
  6. zouden matsen
en verder
  1. ben gematst
  2. bent gematst
  3. is gematst
  4. zijn gematst
  5. zijn gematst
  6. zijn gematst
diversen
  1. mats!
  2. matst!
  3. gematst
  4. matsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für matsen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
einen Vorteil gönnen een voordeeltje gunnen; matsen
- bevoordelen; voortrekken

Synonyms for "matsen":


Verwandte Definitionen für "matsen":

  1. iemand meer geven dan de anderen1
    • ik heb dat arme joch een beetje gematst1

mats form of mat:

mat Adjektiv

  1. mat (niet uitbundig)
  2. mat (gematteerd)
    matt; mattiert; stumpf; glanzlos
  3. mat (flets)
    matt; bleich; farblos
  4. mat (glansloos; dof; beslagen)
    beschlagen; matt; grau; stumpf; trüb; dumpf; trübe; farblos; mattiert; glanzlos
  5. mat (niet helder; dof; flets)
    matt; dumpfig; stumpf; schwach; grau; hohl; blind; schlapp; schlaff; flau; beschlagen; farblos; glanzlos; nicht hell
  6. mat (versuft; soezerig; suf; )
    betäubt; stumpfsinnig; dösig; duselig
  7. mat (futloos; slap; lusteloos; lamlendig)
    schlaff; freudlos; lustlos; lahm; träge; matt; schlapp

mat [de ~ (m)] Nomen

  1. de mat (onderzetter; matje; onderlegger; placemat; tafelmatje)
    Setdeckchen; der Untersetzer; die Unterlage
  2. de mat (grasmat; gras)
    die Rasendecke
  3. de mat (vloermat)
    die Fußmatte; die Matte; der Vorleger

Übersetzung Matrix für mat:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Fußmatte mat; vloermat
Matte mat; vloermat beddekleedje; onderleggers; onderzetters; placemats; tafelmatjes
Rasendecke gras; grasmat; mat
Setdeckchen mat; matje; onderlegger; onderzetter; placemat; tafelmatje
Unterlage mat; matje; onderlegger; onderzetter; placemat; tafelmatje basis; beginsel; fundament; grond; grondgedachte; grondslag; grondstelling; onderleggers; onderstuk; onderzetters; placemats; principe; tafelmatjes; uitgangspunt; vertrekpunt
Untersetzer mat; matje; onderlegger; onderzetter; placemat; tafelmatje onderleggers; onderzetters; placemats; tafelmatjes
Vorleger mat; vloermat beddekleedje; onderleggers; onderzetters; placemats; tafelmatjes
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
- dof
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
abständlich mat; niet uitbundig
beschlagen beslagen; dof; flets; glansloos; mat; niet helder humide; nat; vochtig
betäubt daas; dof; geesteloos; mat; soezerig; suf; versuft bedwelmd; doezelig; onder invloed; soezerig; suf; verdoofd
bleich flets; mat blank; bleek; bleek van gelaatskleur; grauw; pips; vaal; wit; wit van huidskleur
blind dof; flets; mat; niet helder blind; niet kunnende zien; niet zien kunnend
dumpf beslagen; dof; glansloos; mat afgedempt; banaal; bedompt; benauwd; doezelig; drukkend; duf; gedempt; grauwkleurig; grijs; grof; laag-bij-de-grond; lomp; muf; niet helder; onduidelijk; plat; platvloers; schunnig; soezerig; suf; triviaal; vaag; vunzig
dumpfig dof; flets; mat; niet helder afgedempt; banaal; doezelig; gedempt; grauwkleurig; grijs; grof; laag-bij-de-grond; lomp; niet helder; onduidelijk; plat; platvloers; schunnig; soezerig; suf; triviaal; vaag; vunzig
duselig daas; dof; geesteloos; mat; soezerig; suf; versuft aangeschoten; bedwelmd; beneveld; beschonken; doezelig; dommelig; lodderig; onder invloed; slaperig; soezerig; soezig; suf; suffig; teut; tipsy; verdoofd; versuft
dösig daas; dof; geesteloos; mat; soezerig; suf; versuft doezelig; dommelig; eentonig; lodderig; monotoon; saai; slaapverwekkend; slaperig; soezerig; soezig; suf; suffig; versuft
farblos beslagen; dof; flets; glansloos; mat; niet helder blank; bleek; flauw; flets; grauw; grauwkleurig; grijs; kleurloos; ongekleurd; vaal; verschoten; verveloos; verweerd
flau dof; flets; mat; niet helder armzalig; breekbaar; broos; flauw; fragiel; gammel; grauwkleurig; grijs; karig; krakkemikkig; krukkig; kwetsbaar; laf; lijzig; log; loom; mager; mistig; nevelachtig; onbeholpen; onduidelijk; onhandig; onhelder; pover; schamel; schraal; schutterig; slungelig; smakeloos; stumperig; stuntelig; sukkelig; teer; vaag; vagelijk; wankel; wazig; zonder smaak; zonder zout; zouteloos; zoutloos; zwak
freudlos futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap godgeklaagd; hemeltergend; lijzig; log; loom; naargeestig; somber; ten hemel schreiend; triest; troosteloos; zeer ergerlijk; zwaarmoedig
glanzlos beslagen; dof; flets; gematteerd; glansloos; mat; niet helder bleek; flauw; flets; grauwkleurig; grijs; kleurloos; verschoten; verveloos
grau beslagen; dof; flets; glansloos; mat; niet helder grauw; grauwkleurig; grijs; vaal
hohl dof; flets; mat; niet helder armzalig; concaaf; hol; holrond; inhoudsloos; karig; leeg; mager; nietszeggend; pover; schamel; schraal
kühl mat; niet uitbundig doodgemoedereerd; doodkalm; fris; frisjes; gemoedereerd; guur; kil; koel; koud en vochtig; luchtig
lahm futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap bleekjes; kreupel; krukkig; lam; mank; onbeholpen; onhandig; pips; schutterig; slap; slapjes; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; verlamd; wee; ziekelijk; zwak
lustlos futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap bleekjes; energieloos; flauw; flauwtjes; futloos; hangerig; krukkig; lamlendig; landerig; lijzig; log; loom; lusteloos; onbeholpen; onhandig; pips; schutterig; slap; slapjes; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; wee; ziekelijk; zwak; zwakjes
matt beslagen; dof; flets; futloos; gematteerd; glansloos; lamlendig; lusteloos; mat; niet helder; slap armetierig; bleek; bleekjes; flauw; flauwtjes; flets; gammel; kleurloos; krakkemikkig; kwijnend; lijzig; log; loom; pips; slap; slapjes; verschoten; wankel; wee; ziekelijk; zwak
mattiert beslagen; dof; gematteerd; glansloos; mat
nicht hell dof; flets; mat; niet helder
schlaff dof; flets; futloos; lamlendig; lusteloos; mat; niet helder; slap armzalig; bleekjes; doezelig; dood; gammel; geesteloos; karig; krachteloos; krakkemikkig; krukkig; levenloos; mager; niet bezield; onbeholpen; onbezield; onhandig; pips; pover; schamel; schraal; schutterig; slap; slapjes; slungelig; soezerig; stumperig; stuntelig; suf; sukkelig; wankel; wee; ziekelijk; zwak
schlapp dof; flets; futloos; lamlendig; lusteloos; mat; niet helder; slap armzalig; bleekjes; energieloos; flauw; futloos; gammel; karig; krachteloos; krakkemikkig; krukkig; kwabbig; lamlendig; landerig; lijzig; lillend; log; loom; lusteloos; mager; onbeholpen; onhandig; pips; pover; schamel; schraal; schutterig; slap; slapjes; slungelig; smakeloos; stumperig; stuntelig; sukkelig; wankel; wee; ziekelijk; zonder smaak; zwak
schwach dof; flets; mat; niet helder achtergebleven; achterlijk; arm; armetierig; armzalig; bleekjes; breekbaar; broos; debiel; dement; dun; flauw; flauwtjes; fragiel; gammel; idioot; ijl; imbeciel; inferieur; karig; krakkemikkig; kwetsbaar; kwijnend; laag; mager; matig; middelmatig; min; minderwaardig; niet al te best; niet hoog; niet stevig; onbeduidend; ondermaats; ondeugdelijk; pips; ploertig; pover; schamel; schemerig; schimmig; schraal; slap; slapjes; slecht; teer; tweederangs; van geringe dichtheid; wankel; wee; week; ziekelijk; zwak; zwakjes; zwakzinnig
stumpf beslagen; dof; flets; gematteerd; glansloos; mat; niet helder achterlijk; afgestompt; afgevlakt; bot; breinloos; dom; eenvoudig; geesteloos; gemakkelijk; hersenloos; idioot; licht; lomp; makkelijk; niet moeilijk; onbehouwen; onbenullig; onbeschaafd; onnozel; onopgevoed; onverstandig; simpel; stomp; stompzinnig; stupide; verstandeloos
stumpfsinnig daas; dof; geesteloos; mat; soezerig; suf; versuft achterlijk; afgestompt; afstompend; breinloos; dom; eentonig; eenvoudig; geestdodend; geesteloos; gek; gemakkelijk; geschift; gestoord; hersenloos; idioot; idioterig; krankjorum; krankzinnig; licht; maf; makkelijk; mesjogge; niet goed snik; niet moeilijk; onbenullig; onnozel; onverstandig; saai; simpel; stom; stompzinnig; stupide; suf; verstandeloos; zot
träge futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap aarzelend; besluitloos; bezadigd; dralend; gezapig; kreupel; laks; lam; langzaam; leuterig; lijzig; log; loom; mank; slepend; sloom; talmend; traag; treuzelachtig; treuzelend; vadsig; weifelend
trüb beslagen; dof; glansloos; mat bedroefd; donker; drabbig; droef; droevig; druilerig; duister; flauw; kommervol; met neerslag; miezerig; mistig; naargeestig; nat; nevelachtig; niet duidelijk; niet helder; onduidelijk; onhelder; onklaar; onverlicht; onzuiver; regenachtig; rouwig; somber; treurig; triest; troebel; troebelachtig; troosteloos; vaag; vaag zichtbaar; vagelijk; verdrietig; vol met zorgen; wazig; wollig; zwaarmoedig
trübe beslagen; dof; glansloos; mat baggerig; donker; drabbig; drassig; druilerig; duister; flauw; met neerslag; miezerig; mistig; modderig; morsig; nat; nevelachtig; niet duidelijk; niet helder; onduidelijk; onhelder; onklaar; onverlicht; onzuiver; pruttig; ranzig; regenachtig; rouwig; slibachtig; slibberig; slijkerig; slonzig; slordig; smerig; treurig; troebel; troebelachtig; vaag; vaag zichtbaar; vagelijk; verdrietig; vies; viezig; voddig; vuil; vunzig; wazig; wollig
zurückhaltend mat; niet uitbundig geheimzinnig; gereserveerd; gesloten; ingetogen; koel; opzijgezet; terughoudend; terughoudende

Verwandte Wörter für "mat":


Synonyms for "mat":


Antonyme für "mat":


Verwandte Definitionen für "mat":

  1. zonder glans1
    • ik laat mijn foto's altijd mat afdrukken1
  2. rechthoekig vloerkleedje van biezen of touw1
    • er ligt een dikke mat voor de deur1
  3. stilletjes, niet levendig1
    • Bas is zo mat vandaag, hij is vast ziek1

Wiktionary Übersetzungen für mat:


Cross Translation:
FromToVia
mat schach und matt; schachmatt checkmate — said when making the conclusive move in chess
mat Schachmatt checkmate — conclusive victory in a game of chess
mat matt dull — not shiny
mat Matte mat — foot wiping device or floor covering
mat Matte mat — protector
mat Matte mat — athletics: protective pad
mat matt matte — not reflective of light
mat stumpf; matt; trübe; glanzlos; blind; leblos terne — Qui n’a pas l’éclat qu’il doit avoir, ou qui en a peu en comparaison d’une autre chose.