Niederländisch
Detailübersetzungen für loswikkelen (Niederländisch) ins Deutsch
loswikkelen:
-
loswikkelen
loswickeln-
loswickeln Verb
-
Konjugationen für loswikkelen:
o.t.t.
- wikkel los
- wikkelt los
- wikkelt los
- wikkelen los
- wikkelen los
- wikkelen los
o.v.t.
- wikkelde los
- wikkelde los
- wikkelde los
- wikkelden los
- wikkelden los
- wikkelden los
v.t.t.
- heb losgewikkeld
- hebt losgewikkeld
- heeft losgewikkeld
- hebben losgewikkeld
- hebben losgewikkeld
- hebben losgewikkeld
v.v.t.
- had losgewikkeld
- had losgewikkeld
- had losgewikkeld
- hadden losgewikkeld
- hadden losgewikkeld
- hadden losgewikkeld
o.t.t.t.
- zal loswikkelen
- zult loswikkelen
- zal loswikkelen
- zullen loswikkelen
- zullen loswikkelen
- zullen loswikkelen
o.v.t.t.
- zou loswikkelen
- zou loswikkelen
- zou loswikkelen
- zouden loswikkelen
- zouden loswikkelen
- zouden loswikkelen
en verder
- ben losgewikkeld
- bent losgewikkeld
- is losgewikkeld
- zijn losgewikkeld
- zijn losgewikkeld
- zijn losgewikkeld
diversen
- wikkel los!
- wikkelt los!
- losgewikkeld
- loswikkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für loswikkelen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
loswickeln | loswikkelen |
Computerübersetzung von Drittern: