Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. liniëren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für liniëren (Niederländisch) ins Deutsch

liniëren:

liniëren Verb (liniëer, liniëert, liniëerde, liniëerden, geliniëerd)

  1. liniëren (van lijnen voorzien; belijnen)
    linieren
    • linieren Verb (liniere, linierst, liniert, linierte, liniertet, liniert)

Konjugationen für liniëren:

o.t.t.
  1. liniëer
  2. liniëert
  3. liniëert
  4. liniëren
  5. liniëren
  6. liniëren
o.v.t.
  1. liniëerde
  2. liniëerde
  3. liniëerde
  4. liniëerden
  5. liniëerden
  6. liniëerden
v.t.t.
  1. heb geliniëerd
  2. hebt geliniëerd
  3. heeft geliniëerd
  4. hebben geliniëerd
  5. hebben geliniëerd
  6. hebben geliniëerd
v.v.t.
  1. had geliniëerd
  2. had geliniëerd
  3. had geliniëerd
  4. hadden geliniëerd
  5. hadden geliniëerd
  6. hadden geliniëerd
o.t.t.t.
  1. zal liniëren
  2. zult liniëren
  3. zal liniëren
  4. zullen liniëren
  5. zullen liniëren
  6. zullen liniëren
o.v.t.t.
  1. zou liniëren
  2. zou liniëren
  3. zou liniëren
  4. zouden liniëren
  5. zouden liniëren
  6. zouden liniëren
diversen
  1. liniëer!
  2. liniëert!
  3. geliniëerd
  4. liniërend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für liniëren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
linieren belijnen; liniëren; van lijnen voorzien lijnen; strepen; strepen trekken