Niederländisch
Detailübersetzungen für lawaai maken (Niederländisch) ins Deutsch
lawaai maken:
-
lawaai maken
Konjugationen für lawaai maken:
o.t.t.
- maak lawaai
- maakt lawaai
- maakt lawaai
- maken lawaai
- maken lawaai
- maken lawaai
o.v.t.
- maakte lawaai
- maakte lawaai
- maakte lawaai
- maakten lawaai
- maakten lawaai
- maakten lawaai
v.t.t.
- heb lawaai gemaakt
- hebt lawaai gemaakt
- heeft lawaai gemaakt
- hebben lawaai gemaakt
- hebben lawaai gemaakt
- hebben lawaai gemaakt
v.v.t.
- had lawaai gemaakt
- had lawaai gemaakt
- had lawaai gemaakt
- hadden lawaai gemaakt
- hadden lawaai gemaakt
- hadden lawaai gemaakt
o.t.t.t.
- zal lawaai maken
- zult lawaai maken
- zal lawaai maken
- zullen lawaai maken
- zullen lawaai maken
- zullen lawaai maken
o.v.t.t.
- zou lawaai maken
- zou lawaai maken
- zou lawaai maken
- zouden lawaai maken
- zouden lawaai maken
- zouden lawaai maken
diversen
- maak lawaai!
- maakt lawaai!
- lawaai gemaakt
- lawaai makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für lawaai maken:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
lärmen | lawaai maken | blaffen; brullen; bulderen; daveren; klossen; lopen met geluid; schreeuwen; stommelen |
toben | lawaai maken | brullen; dollen; fulmineren; gillen; het uitgillen; janken; joelen; jubelen; juichen; kwaad zijn; ravotten; razen; schuimbekken; stoeien; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uitjouwen; uitroepen; uitschreeuwen; vuilbekken; wild rennen; wild spelen; woedend zijn; woest spelen; zich uitleven |