Niederländisch
Detailübersetzungen für laten hobbelen (Niederländisch) ins Deutsch
laten hobbelen:
-
laten hobbelen
Konjugationen für laten hobbelen:
o.t.t.
- laat hobbelen
- laat hobbelen
- laat hobbelen
- laten hobbelen
- laten hobbelen
- laten hobbelen
o.v.t.
- liet hobbelen
- liet hobbelen
- liet hobbelen
- lieten hobbelen
- lieten hobbelen
- lieten hobbelen
v.t.t.
- heb laten hobbelen
- hebt laten hobbelen
- heeft laten hobbelen
- hebben laten hobbelen
- hebben laten hobbelen
- hebben laten hobbelen
v.v.t.
- had laten hobbelen
- had laten hobbelen
- had laten hobbelen
- hadden laten hobbelen
- hadden laten hobbelen
- hadden laten hobbelen
o.t.t.t.
- zal laten hobbelen
- zult laten hobbelen
- zal laten hobbelen
- zullen laten hobbelen
- zullen laten hobbelen
- zullen laten hobbelen
o.v.t.t.
- zou laten hobbelen
- zou laten hobbelen
- zou laten hobbelen
- zouden laten hobbelen
- zouden laten hobbelen
- zouden laten hobbelen
diversen
- laat hobbelen!
- laat hobbelen!
- laten hobbelen
- hobbelen latend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für laten hobbelen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
schaukeln | laten hobbelen | afdekken; afruimen; deinen; dobberen; flikken; golven; heen en weer zwaaien; iemand iets flikken; lappen; leveren; opruimen; schommelen; slingeren; wiebelen; wiegelen; wiegen |
schaukeln lassen | laten hobbelen |