Niederländisch
Detailübersetzungen für kwaakt (Niederländisch) ins Deutsch
kwaken:
Konjugationen für kwaken:
o.t.t.
- kwaak
- kwaakt
- kwaakt
- kwaken
- kwaken
- kwaken
o.v.t.
- kwaakte
- kwaakte
- kwaakte
- kwaakten
- kwaakten
- kwaakten
v.t.t.
- heb gekwaakt
- hebt gekwaakt
- heeft gekwaakt
- hebben gekwaakt
- hebben gekwaakt
- hebben gekwaakt
v.v.t.
- had gekwaakt
- had gekwaakt
- had gekwaakt
- hadden gekwaakt
- hadden gekwaakt
- hadden gekwaakt
o.t.t.t.
- zal kwaken
- zult kwaken
- zal kwaken
- zullen kwaken
- zullen kwaken
- zullen kwaken
o.v.t.t.
- zou kwaken
- zou kwaken
- zou kwaken
- zouden kwaken
- zouden kwaken
- zouden kwaken
diversen
- kwaak!
- kwaakt!
- gekwaakt
- kwakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze