Niederländisch
Detailübersetzungen für krap bij kas (Niederländisch) ins Deutsch
krap bij kas:
-
krap bij kas
knapp bei Kasse sein; knapp; prall; straff; hauteng; klamm sein; enganliegend-
knapp bei Kasse sein Adjektiv
-
knapp Adjektiv
-
prall Adjektiv
-
straff Adjektiv
-
hauteng Adjektiv
-
klamm sein Adjektiv
-
enganliegend Adjektiv
-
Übersetzung Matrix für krap bij kas:
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
enganliegend | krap bij kas | nauw; nauwsluitend; strak |
hauteng | krap bij kas | houterig; nauw; nauwsluitend; stijf; stijve; strak; stram; stroef |
klamm sein | krap bij kas | |
knapp | krap bij kas | armzalig; bekrompen; benepen; berooid; bondig; dichtbij; droog; eng; in de buurt; karig; klein; kleingeestig; kleinzielig; krap; mager; met weinig ruimte; nabij; nabijgelegen; nauw; nauwsluitend; niet overvloedig; ondermaats; pover; ragfijn; schamel; schraal; schriel; smal; smalletjes; strak; summier; van geringe afmeting; van geringe breedte; vlakbij |
knapp bei Kasse sein | krap bij kas | |
prall | krap bij kas | bol; bolstaand; houterig; nauw; nauwsluitend; stijf; stijve; strak; stram; stroef |
straff | krap bij kas | houterig; nauw; nauwsluitend; pittig; stijf; stijfselachtig; stijve; straf; strak; stram; stroef |